Cato, Saar en Jet, dochters van de Leerdamse slager Levie Walg, oorlogslachtoffers
Levie Walg werd geboren op 21 juni 1858 in Leerdam. Zijn vader Izak Machiel Walg (1821-1894) was ook geboren in Leerdam, zijn opa Abraham Benjamin Walg (1782-1848) had zich als 'vleeschhouwer' vanuit Helvoirt gevestigd in de Leerdamse Kerkstraat (huidig nr. 31). Een aantal zoons en kleinzoons waren in zijn voetsporen getreden.
Zo ook Levie Walg, die ook wel Louis werd genoemd. Hij begint het slagersvak aan het adres Nieuwstraat 70.
Zijn jongere broek Machiel Izak (Chiel) Walg is de eerste jaren waarschijnlijk zijn compagnon, maar deze vertrekt in 1880 naar Deil en later Den Haag.
Op 10 oktober 1888 trouwt de 30-jarige Levie met zijn nicht, de 19-jarige Johanna Cateau (Anna) Walg. Zij was geboren op 7 oktober 1869 in Leerdam als dochter van Abraham Walg (1814-1890) en Judith Wijzenbeek (1830-1869).
Levie Walg had zijn slagerij vervolgens op het adres op de Fonteinstraat 70. Dit pand was eigendom van Gijsbert Marius Drooglever (1807-1863). Na het overlijden van zijn weduwe verkopen de erven het pand aan Mattheus van Iterson die er zelf een spekslagerij gaat beginnen. Na 1889 verhuizen Levi en Anna hun onderneming naar de Fonteinstraat 5.
In Leerdam worden hun acht kinderen geboren:
- Judith, geboren op 11 okt. 1889, overleden op 17 april 1893 op de leeftijd van 3 jaar
- Catharina, geboren op 4 nov. 1891, overleden op 5 april 1893 op de leeftijd van 1 jaar
- Judith, geboren op 30 sept. 1893, overleden op 13 jan. 1900 op de leeftijd van 6 jaar
- Catharina (Cato), geboren op 24 aug. 1895
- Saartje, geboren op 31 dec. 1896
- Isaac, geboren op 30 aug. 1898, overleden op 31 jan. 1900 op de leeftijd van 1 jaar
- Judith Roza (Jetje), geboren op 9 dec. 1900
- Levenloos geboren meisje, 15 sept. 1902
![]() |
Anna met haar drie dochters. Bron: Leerdam in oude ansichten, deel 2, T.A. Blom |
Het slagerspand aan de Fonteinstraat 5 is goed herkenbaar, er zijn twee ossenkoppen aan de gevel van het huis bevestigd.
![]() |
Aan de linkerzijde de slagerij Levie Walg in de Fonteinstraat. Rechts naast het poortje voor de steeg het slagerspand. Boven de gebogen deuren bevinden zich de witte ossenkoppen. |
![]() |
Nieuw Isralietisch weekblad, 7-7-1905 |
![]() |
Advertentieblad (regio Gorinchem), 23-11-1906 |
Levi Walg moet in november 1911 naar de rechtbank. Hij had ondeugdelijk vlees verkocht aan de heer De Stigter, waarna diens hele familie ziek was geworden. Huisarts Voogd zegt dat het erop wijst dat dit door het vlees van slager Walg komt. Er wordt een onderzoek ingesteld waarna het vonnis volgt: 20 gulden boete of 5 dagen gevangenis voor Levie Walg.
![]() |
Arnhemsche Courant, 3-11-1911 |
Op 5 december 1911 vertrekt Levie Walg naar Amsterdam. Zijn huis wordt verkocht en ook is er een boedelverkoop.
![]() |
Nieuw Israelietisch weekblad, 18-08-1911 |
Op 21 november 1913 wordt de echtscheiding uitgesproken van Levie en Anna.
Dat ze weleens heibel hadden, had men eerder al kunnen lezen in de lokale krant:
![]() |
Nieuwe Gorinchemse Courant, 24-3-1904 |
Het bevolkingsregister laat zien dat Johanna Cateau (Anna) Walg al eerder was vertrokken en ook daarvoor wel eens een periode niet in het huis van haar toen nog 'wettig getrouwde man' verkeerde. Ze gaat als huishoudster werken, op diverse plaatsen: Amsterdam, Winterswijk, Tiel en Rotterdam.
![]() |
Bevolkingsregister Amsterdam |
![]() |
Bevolkingsrgister Leerdam |
Levie Walg is in 1915 weer terug in Leerdam. Eerst aan de Fonteinstraat. En vervolgens huurt hij een pand aan de Egmondkade (huidig adres: Meent 55).
![]() |
Nieuwe Gorinchemse Courant, 4-4-1915. Over het fenomeen 'Paaskoe' schreef ik eerder een blog. |
Levie Walg (57) trouwt op 6 maart 1916 met de weduwe Elsje Meijer (57) uit Ameide. Zij was geboren op 2 november 1858, als dochter van Juda Meijer en Johanna Walich en eerder gehuwd met Hartog Themans.
![]() |
De Leerdammer, 11-3-1916 |
![]() |
Nieuw Israelietisch weekblad, 17-3-1916 |
In de jaren 1914-1918, de periode van de Eerste Wereldoorlog, wordt er centraal geslacht. Het is een vorm van distributie, zo wordt het beschikbare vlees eerlijk verdeeld. De neven Walg blijken in 1918 niet te hebben voldaan aan de daarvoor geldende procedures en wordt buitengesloten van het ontvangen van "Regeeringsartikelen".
![]() |
"Hier rust De heer Jehuda zoon van de heer Moshe Jitschak Walg En de naam van zijn moeder was Gella Hij ging naar zijn Eeuwigheid Op woensdag 19 Marcheshvan van het jaar 5687 T.N.Ts.B.H." |
Elsje Walg-Meijer, Levies tweede echtgenote, overlijdt op 28 augustus 1937 in Ameide. Na het overlijden van Levie was ze naar haar geboortedorp teruggekeerd. Zij wordt ook begraven op de Joodse begraafplaats in Leerdam, aan de Lingedijk.
Levies voormalige echtgenote Johanna Cateau (Anna) Walg woont op diverse adressen, en verblijft uiteindelijk in Rotterdam. Zij verhuist op 19 mei 1939 naar Huize Bertha aan de Straatweg 227-231 in Rotterdam-Hillegersberg waar zij op 14 februari 1943 overlijdt.
Deportatie naar Oost-Europa is haar bespaard gebleven.
Ondertussen is Nederland bezet door Duitsland. Joodse mensen zijn geïsoleerd geraakt door allerlei maatregelen. En uiteindelijk wacht ze de meedogenloze oproep voor deportatie.
Hoe vergaat het de drie dochters van Levie en Anna? Met huiver - vanwege vermoedens van wat gaat komen - zoek ik naar sporen van hun levens.
Catharina (Cato) Walg (*1895)
Cato was in 1911 met haar ouders vertrokken naar Amsterdam, en vertrok vervolgens in 1913 naar Rotterdam. Op haar 22e was ze daar op 8 februari 1918 met haar achterneef, de 41-jarige Jacob Walg, boter- en kaashandelaar in Rotterdam, getrouwd.
In 1918 kregen ze een stil geboren meisje. In 1919 werd dochter Klaartje geboren. In 1920 zoon Louis. En tenslotte in 1924 dochter Johanna Cateau die Annie werd genoemd.
De 21-jarige Klaartje komt om bij het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940. De 44-jarige Cato overlijdt op 20 mei 1940, waarschijnlijk aan verwondingen die ze bij ditzelfde bombardement van Rotterdam heeft opgelopen. Ze worden beiden begraven op de Joodse begraafplaats in Rotterdam.
![]() |
Bron: CBG.nl |
![]() |
Bron: CBG.nl |
Het gezin moet evacueren omdat het huis is verwoest en krijgt onderdak bij Cato's zus Saartje.
Al zoveel oorlogsleed voor één gezin. Maar het stopt hier niet.
Op 19 september 1942 bevindt vader Jacob Walg (65) zich in Westerbork met zijn dochter Annie (18). Op 21 september worden zij op transport gezet. En op 24 september 1942 vinden zij de dood in kamp Auschwitz-Monowitz.
Zoon Louis, koopman en net als zijn vader handelaar in kaas, was op 15 januari 1942 in Utrecht met de in Duitsland geboren Ingeborg Hopfenmaier getrouwd.
![]() |
Haagsche Courant, 19-7-1941 |
![]() |
Rotterdamsch Nieuwsblad, 10-1-1942 |
![]() |
Het joodsche weekblad, uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam, 9-1-1942 |
Op 19 juni 1943 wordt hun dochtertje Karin geboren. Deze geboorte vond niet plaats in hun eigen woonplaats, maar in kamp Westerbork, waar Louis en Karin zich sinds 10 november 1942 bevonden... Op 23 juni 1943 overlijdt baby Karin, 4 dagen oud. Ze wordt op 25 juni 1943 gecremeerd. De urn met haar as werd op de Joodse begraafplaats in Diemen bijgezet op veld U, rij 9, grafnummer 2.
Louis Walg (23) en Karin Walg-Hopfenmaier (21) worden de 13e juli op de trein gezet naar Sobibor. Daar worden ze vermoord, op 16 juli 1943.
![]() |
De Maasbode, 10-1-1946 |
![]() |
De Maasbode, 12-01-1946 |
![]() |
Bron: CBG.nl |
Saartje Walg (*1896)
Saartje Walg was in Amsterdam gaan werken als kinderjuf. Ze woonde een periode in Rotterdam, bij haar zus. Begin 1927 werd ze pensionhoudster genoemd in het bevolkingsregister.
![]() |
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 17-03-1927 |
Op 16 maart 1927 trouwde ze, op 30-jarige leeftijd, met de 41-jarige zakenman Bernard Bär. Sinds 1915 had Bernard in het Duitse leger gediend en werd onderofficier. Maar na de Eerste Wereldoorlog was hij in 1919 geëmigreerd vanuit Bruchsal in Duitsland naar Nederland. Met zijn twee broers in Duitsland runde hij een groothandel in graan- en veevoer; hij behield nog lang (tot 1935?) de Duitse nationaliteit.
Op 20 juli 1929 werd in Rotterdam dochter Käthe Bertha geboren.
![]() |
Käthe Bertha Bär @JoodsMonument.nl |
Het gezin Bär woonde voor het laatst in Rotterdam aan de Heemsraadssingel 310.
Op 10 april 1943 bevindt de familie Bär zich in kamp Westerbork. Op 27 april 1943 worden Bernard (57), Saartje (46) en Käthe (13) alle drie via verzamelkamp Westerbork naar vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd. Dit transport bestond uit 1.204 personen en arriveert op 30 april 1943 in Sobibor. Volgens alles wat bekend is over de transporten naar Sobibor heeft geen van de gedeporteerden het overleefd; zij werden binnen enkele uren na aankomst vermoord.
Judith Roza (Jetje) Walg (*1900)
Jetje Walg was net als haar zus in 1911 uit Leerdam vertrokken. Op 6-1-1913 vertrok zij volgens het bevolkingsregister naar de Berg stichting in Laren. De Berg-Stichting was een instelling voor uit huis geplaatste joodse kinderen en stond goed bekend.
In 1920 kwam ze vanuit Dan Haag weer in Rotterdam wonen, ze wordt dan hulp in de huishouding genoemd en ze woonde op veel verschillende adressen. In 1937 kwam ze bij het gezin van haar zus Cato in Rotterdam wonen.
Haar laatst bekende adres is Heemraadsingel 310, bij haar zus Saartje.
Jet is weggevoerd vanuit het Israëlitisch ziekenhuis te Rotterdam. Onduidelijk is of ze patiënt of personeelslid was.
Op 27 februari 1943 komt Jetje Walg aan in kamp Westerbork en op 2 maart 1943 vertrekt haar transport. Op 5 maart 1943 overlijdt de 42-jarige Jet Walg in Sobibor.
![]() |
Cartotheek Joodse Raad via Arolsen Archives |
(Op de cartotheek kaart staat genoteerd: 'met Isack 31-3-1891?' Bedoeld is haar neef Izaäk Machiel Walg. Deze Izaäk was op 16 oktober 1942 op transport gegaan vanuit Westerbork, dus ze waren niet tegelijktijdig in het kamp. Op Izaäks kaart blijkt te staan: 'met J.R. Walg 9-12-00'? Klaarblijkelijk vermoedde men dat ze als stel bij elkaar hoorden?)
Van de 261 gedeporteerde patiënten en personeelsleden van het Israëlitisch ziekenhuis in Rotterdam overleefden slechts twee verpleegsters, Sophie Huisman en Cato Polak, en de directeur van het ziekenhuis, dr. M. Elzas, de oorlog.
____________________
Mit Bleistift geschrieben im verplombten Waggon
hier in diesem Transport
bin ich Eva
mit Abel meinem Sohn
wenn ihr meinen grossen Sohn seht
Kain Adams Sohn
sagt ihm dass ich
(Dan Pagis)
Ter herinnering aan
Catharina (Cato) Walg-Walg (1895-1940)
Saartje Bär-Walg (1896-1943)
Judith Roza (Jetje) Walg (1900-1943)
geboren in Leerdam, overleden door oorlogsgeweld in Rotterdam en Sobibor
- Arolsen Archives
- Bevolkingsregisters Leerdam, Amsterdam en Rotterdam
- De Joodse families Wallich en Meijer, meer dan 100 jaar inwoners van Ameide, Bram Provoost
- Diverse advertenties en krantenberichten, met bron genoemd hierboven
- Facebook pagina Oud-Leerdam (foto's)
- Joods Leerdam, Vier eeuwen joodse geschiedenis, Teunis Blom
- JoodsMonument.nl (foto's)
- Joods Visueel Museum, het Israëlitisch ziekenhuis
- Larense Berg-Stichting voor Joodse kinderen
- OnlineBegraafplaatsen.nl
- StenenArchief.nl
- Wiewaswie.nl
Reacties
Een reactie posten