Posts tonen met het label Auschwitz. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Auschwitz. Alle posts tonen

6 mei 2024

Cato, Saar en Jet, dochters van de Leerdamse slager Levie Walg, oorlogslachtoffers

Levie Walg werd geboren op 21 juni 1858 in Leerdam. Zijn vader Izak Machiel Walg (1821-1894) was ook geboren in Leerdam, zijn opa Abraham Benjamin Walg (1782-1848) had zich als 'vleeschhouwer' vanuit Helvoirt gevestigd in de Leerdamse Kerkstraat (huidig nr. 31). Een aantal zoons en kleinzoons waren in zijn voetsporen getreden.

Zo ook Levie Walg, die ook wel Louis werd genoemd. Hij begint het slagersvak aan het adres Nieuwstraat 70

Zijn jongere broek Machiel Izak (Chiel) Walg is de eerste jaren waarschijnlijk zijn compagnon, maar deze vertrekt in 1880 naar Deil en later Den Haag.


Op 10 oktober 1888 trouwt de 30-jarige Levie met zijn nicht, de 19-jarige Johanna Cateau (Anna) Walg. Zij was geboren op 7 oktober 1869 in Leerdam als dochter van Abraham Walg (1814-1890) en Judith Wijzenbeek (1830-1869). 


Levie Walg had zijn slagerij vervolgens op het adres op de Fonteinstraat 70. Dit pand was eigendom van Gijsbert Marius Drooglever (1807-1863). Na het overlijden van zijn weduwe verkopen de erven het pand aan Mattheus van Iterson die er zelf een spekslagerij gaat beginnen. Na 1889 verhuizen Levi en Anna hun onderneming naar de Fonteinstraat 5. 


In Leerdam worden hun acht kinderen geboren:

  1. Judith, geboren op 11 okt. 1889, overleden op 17 april 1893 op de leeftijd van 3 jaar
  2. Catharina, geboren op 4 nov. 1891, overleden op 5 april 1893 op de leeftijd van 1 jaar
  3. Judith, geboren op 30 sept. 1893, overleden op 13 jan. 1900 op de leeftijd van 6 jaar
  4. Catharina (Cato), geboren op 24 aug. 1895
  5. Saartje, geboren op 31 dec. 1896
  6. Isaac, geboren op 30 aug. 1898, overleden op 31 jan. 1900 op de leeftijd van 1 jaar
  7. Judith Roza (Jetje), geboren op 9 dec. 1900
  8. Levenloos geboren meisje, 15 sept. 1902


Anna met haar drie dochters.
Bron: Leerdam in oude ansichten, deel 2, T.A. Blom










Het slagerspand aan de Fonteinstraat 5 is goed herkenbaar, er zijn twee ossenkoppen aan de gevel van het huis bevestigd. 

Aan de linkerzijde de slagerij Levie Walg in de Fonteinstraat.
Rechts naast het poortje voor de steeg het slagerspand.
Boven de gebogen deuren bevinden zich de witte ossenkoppen. 













Nieuw Isralietisch weekblad, 7-7-1905





Advertentieblad (regio Gorinchem), 23-11-1906







Levi Walg moet in november 1911 naar de rechtbank. Hij had ondeugdelijk vlees verkocht aan de heer De Stigter, waarna diens hele familie ziek was geworden. Huisarts Voogd zegt dat het erop wijst dat dit door het vlees van slager Walg komt. Er wordt een onderzoek ingesteld waarna het vonnis volgt: 20 gulden boete of 5 dagen gevangenis voor Levie Walg. 


Arnhemsche Courant, 3-11-1911




Arnhemsche courant 10-11-1911








Op 5 december 1911 vertrekt Levie Walg naar Amsterdam. Zijn huis wordt verkocht en ook is er een boedelverkoop.



Nieuw Israelietisch weekblad, 18-08-1911







































Nieuwe Gorinchemsche Courant, 22-10-1911























Op 21 november 1913 wordt de echtscheiding uitgesproken van Levie en Anna.

Dat ze weleens heibel hadden, had men eerder al kunnen lezen in de lokale krant:


De Leerdammer, 1904-03-16

Nieuwe Gorinchemse Courant, 24-3-1904






























Het bevolkingsregister laat zien dat Johanna Cateau (Anna) Walg al eerder was vertrokken en ook daarvoor wel eens een periode niet in het huis van haar toen nog 'wettig getrouwde man' verkeerde. Ze gaat als huishoudster werken, op diverse plaatsen: Amsterdam, Winterswijk, Tiel en Rotterdam. 


Bevolkingsregister Amsterdam






Bevolkingsrgister Leerdam



Levie Walg is in 1915 weer terug in Leerdam. Eerst aan de Fonteinstraat. En vervolgens huurt hij een pand aan de Egmondkade (huidig adres: Meent 55).









Nieuwe Gorinchemse Courant, 4-4-1915.
Over het fenomeen 'Paaskoe' schreef ik eerder een blog.











Levie Walg (57) trouwt op 6 maart 1916 met de weduwe Elsje Meijer (57) uit Ameide. Zij was geboren op 2 november 1858, als dochter van Juda Meijer en Johanna Walich en eerder gehuwd met Hartog Themans. 



De Leerdammer, 11-3-1916
 
Nieuw Israelietisch weekblad, 17-3-1916




In de jaren 1914-1918, de periode van de Eerste Wereldoorlog, wordt er centraal geslacht. Het is een vorm van distributie, zo wordt het beschikbare vlees eerlijk verdeeld. De neven Walg blijken in 1918 niet te hebben voldaan aan de daarvoor geldende procedures en wordt buitengesloten van het ontvangen van "Regeeringsartikelen". 


Nieuwe Gorinchemse courant, 18-8-1918




















Levie Walg, rechts in de deuropening van zijn winkel aan de Egmondkade. De foto is gemaakt tijdens het Regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1923. (De oude foto is in kleur bewerkt).




























Op 27 oktober 1926 overlijdt Levi (Louis) Walg en hij wordt begraven op de Joodse begraafplaats in Leerdam. 


De Leerdammer, 30-10-1926

"Hier rust De heer Jehuda zoon van de heer Moshe Jitschak Walg En de naam van zijn moeder was Gella Hij ging naar zijn Eeuwigheid Op woensdag 19 Marcheshvan van het jaar 5687 T.N.Ts.B.H."



Elsje Walg-Meijer, Levies tweede echtgenote, overlijdt op 28 augustus 1937 in Ameide. Na het overlijden van Levie was ze naar haar geboortedorp teruggekeerd. Zij wordt ook begraven op de Joodse begraafplaats in Leerdam, aan de Lingedijk. 


Levies voormalige echtgenote Johanna Cateau (Anna) Walg woont op diverse adressen, en verblijft uiteindelijk in Rotterdam. Zij verhuist op 19 mei 1939 naar Huize Bertha aan de Straatweg 227-231 in Rotterdam-Hillegersberg waar zij op 14 februari 1943 overlijdt. 

Deportatie naar Oost-Europa is haar bespaard gebleven. 

Ondertussen is Nederland bezet door Duitsland. Joodse mensen zijn geïsoleerd geraakt door allerlei maatregelen. En uiteindelijk wacht ze de meedogenloze oproep voor deportatie. 



Hoe vergaat het de drie dochters van Levie en Anna? Met huiver - vanwege vermoedens van wat gaat komen - zoek ik naar sporen van hun levens.



Catharina (Cato) Walg (*1895)

Cato was in 1911 met haar ouders vertrokken naar Amsterdam, en vertrok vervolgens in 1913 naar Rotterdam. Op haar 22e was ze daar op 8 februari 1918 met haar achterneef, de 41-jarige Jacob Walg, boter- en kaashandelaar in Rotterdam, getrouwd.

In 1918 kregen ze een stil geboren meisje. In 1919 werd dochter Klaartje geboren. In 1920 zoon Louis. En tenslotte in 1924 dochter Johanna Cateau die Annie werd genoemd.

De 21-jarige Klaartje komt om bij het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940. De 44-jarige Cato overlijdt op 20 mei 1940, waarschijnlijk aan verwondingen die ze bij ditzelfde bombardement van Rotterdam heeft opgelopen. Ze worden beiden begraven op de Joodse begraafplaats in Rotterdam. 


Bron: CBG.nl

Bron: CBG.nl





















Het gezin moet evacueren omdat het huis is verwoest en krijgt onderdak bij Cato's zus Saartje. 

Al zoveel oorlogsleed voor één gezin. Maar het stopt hier niet. 

Op 19 september 1942 bevindt vader Jacob Walg (65) zich in Westerbork met zijn dochter Annie (18). Op 21 september worden zij op transport gezet. En op 24 september 1942 vinden zij de dood in kamp Auschwitz-Monowitz.


Zoon Louis, koopman en net als zijn vader handelaar in kaas, was op 15 januari 1942 in Utrecht met de in Duitsland geboren Ingeborg Hopfenmaier getrouwd

 Haagsche Courant, 19-7-1941
     
Ingeborg Hopfenmaier














Rotterdamsch Nieuwsblad, 10-1-1942

Het joodsche weekblad, uitgave van den Joodschen Raad
voor Amsterdam, 9-1-1942




















Op 19 juni 1943 wordt hun dochtertje Karin geboren. Deze geboorte vond niet plaats in hun eigen woonplaats, maar in kamp Westerbork, waar Louis en Karin zich sinds 10 november 1942 bevonden... Op 23 juni 1943 overlijdt baby Karin, 4 dagen oud. Ze wordt op 25 juni 1943 gecremeerd. De urn met haar as werd op de Joodse begraafplaats in Diemen bijgezet op veld U, rij 9, grafnummer 2. 

Louis Walg (23) en Karin Walg-Hopfenmaier (21) worden de 13e juli op de trein gezet naar Sobibor. Daar worden ze vermoord, op 16 juli 1943.


De Maasbode, 10-1-1946

De Maasbode, 12-01-1946






Bron: CBG.nl







Een nichtje van Jacob Walg, Klaartje van der Linde-Walg, overleeft (waarschijnlijk vanwege haar gemengde huwelijk) de oorlog. Na de oorlog zien we haar oproepen in de krant. 


Saartje Walg (*1896)


Saartje Walg was in Amsterdam gaan werken als kinderjuf. Ze woonde een periode in Rotterdam, bij haar zus. Begin 1927 werd ze pensionhoudster genoemd in het bevolkingsregister.

Nieuwe Rotterdamsche Courant, 17-03-1927







Op 16 maart 1927 trouwde ze, op 30-jarige leeftijd, met de 41-jarige zakenman Bernard Bär. Sinds 1915 had Bernard in het Duitse leger gediend en werd onderofficier. Maar na de Eerste Wereldoorlog was hij in 1919 geëmigreerd vanuit Bruchsal in Duitsland naar Nederland. Met zijn twee broers in Duitsland runde hij een groothandel in graan- en veevoer; hij behield nog lang (tot 1935?) de Duitse nationaliteit. 

Op 20 juli 1929 werd in Rotterdam dochter Käthe Bertha geboren


Käthe Bertha Bär @JoodsMonument.nl










Het gezin Bär woonde voor het laatst in Rotterdam aan de Heemsraadssingel 310. 

Op 10 april 1943 bevindt de familie Bär zich in kamp Westerbork. Op 27 april 1943 worden Bernard (57), Saartje (46) en Käthe (13) alle drie via verzamelkamp Westerbork naar vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd. Dit transport bestond uit 1.204 personen en arriveert op 30 april 1943 in Sobibor. Volgens alles wat bekend is over de transporten naar Sobibor heeft geen van de gedeporteerden het overleefd; zij werden binnen enkele uren na aankomst vermoord.



Judith Roza (Jetje) Walg (*1900)


Jetje Walg was net als haar zus in 1911 uit Leerdam vertrokken. Op 6-1-1913 vertrok zij volgens het bevolkingsregister naar de Berg stichting in Laren. De Berg-Stichting was een instelling voor uit huis geplaatste joodse kinderen en stond goed bekend. 

In 1920 kwam ze vanuit Dan Haag weer in Rotterdam wonen, ze wordt dan hulp in de huishouding genoemd en ze woonde op veel verschillende adressen. In 1937 kwam ze bij het gezin van haar zus Cato in Rotterdam wonen.

Haar laatst bekende adres is Heemraadsingel 310, bij haar zus Saartje. 

Jet is weggevoerd vanuit het Israëlitisch ziekenhuis te Rotterdam. Onduidelijk is of ze patiënt of personeelslid was. 

Op 27 februari 1943 komt Jetje Walg aan in kamp Westerbork en op 2 maart 1943 vertrekt haar transport. Op 5 maart 1943 overlijdt de 42-jarige Jet Walg in Sobibor.

Cartotheek Joodse Raad via Arolsen Archives












(Op de cartotheek kaart staat genoteerd: 'met Isack 31-3-1891?' Bedoeld is haar neef Izaäk Machiel Walg. Deze Izaäk was op 16 oktober 1942 op transport gegaan vanuit Westerbork, dus ze waren niet tegelijktijdig in het kamp. Op Izaäks kaart blijkt te staan: 'met J.R. Walg 9-12-00'? Klaarblijkelijk vermoedde men dat ze als stel bij elkaar hoorden?)


Van de 261 gedeporteerde patiënten en personeelsleden van het Israëlitisch ziekenhuis in Rotterdam overleefden slechts twee verpleegsters, Sophie Huisman en Cato Polak, en de directeur van het ziekenhuis, dr. M. Elzas, de oorlog.


____________________



Mit Bleistift geschrieben im verplombten Waggon

 

hier in diesem Transport

bin ich Eva

mit Abel meinem Sohn

wenn ihr meinen grossen Sohn seht

Kain Adams Sohn

sagt ihm dass ich

  

(Dan Pagis) 


____________________


Ter herinnering aan

Catharina (Cato) Walg-Walg (1895-1940)

Saartje Bär-Walg (1896-1943) 

Judith Roza (Jetje) Walg (1900-1943) 

   

geboren in Leerdam, overleden door oorlogsgeweld in Rotterdam en Sobibor





@Heidi Timmer

#everynamecounts


Bronnen:

  1. Arolsen Archives
  2. Bevolkingsregisters Leerdam, Amsterdam en Rotterdam
  3. De Joodse families Wallich en Meijer, meer dan 100 jaar inwoners van Ameide, Bram Provoost
  4. Diverse advertenties en krantenberichten, met bron genoemd hierboven
  5. Facebook pagina Oud-Leerdam (foto's)
  6. Joods Leerdam, Vier eeuwen joodse geschiedenis, Teunis Blom
  7. JoodsMonument.nl (foto's)
  8. Joods Visueel Museum, het Israëlitisch ziekenhuis
  9. Larense Berg-Stichting voor Joodse kinderen
  10. OnlineBegraafplaatsen.nl
  11. StenenArchief.nl
  12. Wiewaswie.nl













2 mei 2024

Jansje Blok-Meijer (1881-1942), Holocaust slachtoffer uit Leerdam

 

Jansje Meijer ziet het levenslicht op 9 februari 1881 in Gorinchem. Ze is het tweede kind en de eerste dochter van het Joodse echtpaar Meijer Meijer en Elisabeth Ossendrijver. Jansjes vader was geboren in Dodewaard, haar moeder in Gorinchem. 


Nieuwe Gorinchemse Courant, 20-2-1881





Het gezin van Meijer en Elisabeth bestaat uit:

  1. Abraham (1873)
  2. Jansje (1881)
  3. Sophia (1882)
  4. Johanna (1885)
  5. Naatje (1887-1890, zij werd 2 jaar oud)
  6. Hendrika (1890)
  7. Sara (1892)

In 1897 overlijdt op op 51-jarige leeftijd de moeder van Jansje.

Bron: CBG.nl













Jansje vertrekt naar Amsterdam. Op 27 augustus 1919 trouwt de 38-jarige Jansje daar met de dan 37-jarige Lion Blok. Lion is een broer van Rebecca (Betje) Blok en Hijman Blok, over wie ik eerder probeerde een verhaal te schrijven. Hij is in Meerkerk geboren maar woont en werkt al jaren in Leerdam.



Huwelijksakte van Lion en Jansje



























































Na haar huwelijk wordt Jansje op 3 september 1919 in Leerdam ingeschreven. Lion en Jansje gaan wonen op de dr. Abraham Kuiperstraat 19 in Leerdam. Het huis waar zij wonen, is er nu niet meer, de locatie is dichtbij de Jeekelstraat 29. 

Lion was (los) arbeider, glasmaker bij de glasfabriek en werkte later als magazijnbediende.




Lion en Jansje woonden in een van de linkse huizen. Het uitstekende pand is de kruidenierswinkel van Kleppe. Bron foto: Facebook pagina Oud-Leerdam.





























Op 2 januari 1921 worden Lion en Jansje ouders van een dochtertje: Dora, genoemd naar Lions moeder.

Nog in datzelfde jaar wordt op 14 december een tweede meisje geboren: Elizabeth, vernoemd naar Jansjes moeder. Dit kindje overlijdt op 27 december, nog geen twee weken oud. 




In 1931 overlijdt Meijer Meijer, de vader van Jansje in Rotterdam. Hij werd 84 jaar oud.


Dora, de dochter van Lion en Jansje, laat zich in 1938 uitschrijven in Leerdam, zij vertrekt naar Rotterdam. 

Bericht in De Leerdammer van 9-6-1938 waarin staat dat Dora Blok
vertrekt naar de Essenburgsingel 146 B in Rotterdam.














Op 22 juni 1941 overlijdt Lion Blok op de leeftijd van 58 jaar. Hij overlijdt thuis na in het ziekenhuis van Utrecht te zijn opgenomen. Hij wordt als allerlaatste begraven op de Joodse begraafplaats, bij de Oude Begraafplaats aan de Lingedijk, in Leerdam. 


 

Lion Blok op oudere leeftijd, bron: Joodsmonument.nl/nl/page/235344/lion-blok 
en Lions graf in Leerdam, waarop de tekst staat:
"Hier rust Een man met vreugde in zijn leven, de ge'eerde Jehoeda zoon van de ge'eerde Uri Blok en de naam van zijn moeder was Tels Overleden op zondag 27 Sivan van het jaar 5701 T.N.Ts.B.H."
















De Leerdammer, 5-7-1941
























In 1942 verhuist Dora naar Noord-Brabant en neemt daar de identiteit aan van Greetje Verhagen, een boerendienstbode. Het werk is er niet fijn, maar ze vindt via een vriendin werk bij de familie Brouwers. Karel en Soetje Brouwers-Mandemakers wonen met hun vijf kinderen in Sprang-Capelle.

Dora houdt haar ware afkomst verborgen, maar als een andere Joodse onderduiker naar het huis wordt gebracht, besluit ze de waarheid te vertellen. 

De Brouwers accepteren haar en zorgen ervoor dat ze kan blijven. Maar vanwege geruchten over haar afkomst moet ze tijdelijk verhuizen naar Utrecht. Als ze terugkeert, is er nog een andere onderduiker in huis, Salomon Abraham (Saam) Cohen, die zich voordoet als Jan van Wijk. 

Saam blijkt de broer van Harry te zijn, die in 1942 getrouwd is met haar nicht Johanna van Stedum (een dochter van haar tante Hendrika van Stedum-Meijer). 

Dora (alias Greetje) werkt als huishoudster en Salomon (alias Jan) die elektricien is, werkt in de zuivelfabriek. Ondanks de risico's behandelen de Brouwers hen als familieleden en ze worden betaald voor hun werk. Er is een schuilplaats onder de keukenvloer en een ontsnappingsroute naar het huis van Soetjes ouders, de familie Mandemakers. 

Zo komen Saam en Dora door de oorlogsjaren heen. En.. er ontluikt liefde tussen die twee.


Salomon en Dora gaan trouwen. Op 5 april 1945, Sprang-Capelle is al bevrijd, geven ze elkaar het ja-woord. Karel en Soetje zijn getuigen bij hun huwelijk. 



Huwelijksakte van Salomon en Dora Cohen-Blok










































Als grote schaduw over deze dag valt het gemis van de moeders van Salomon en Dora. In hun huwelijksakte staat opgetekend dat hun verblijfplaats onbekend is. Saams vader was overleden net voor de oorlog. Hun beider moeders waren allebei in 1942 vertrokken met een transport met onbekende bestemming.

______________________


Op een dag, voor 17 november 1942, maar de exacte datum is niet vastgelegd, kloppen Duitse soldaten aan bij het huis van Jansje aan de dr. A. Kuiperstraat. Ook haar schoonzus Betje wordt opgehaald. 

Jansje wist dat het moment zou komen. Ze was zelfs tweemaal gewaarschuwd door leden van het verzet, en er was een onderduikplek aangeboden. Ze had geweigerd. Onderschatte ze het gevaar van de deportatie, wilde ze zich schikken in het lot van haar volk, wilde ze juist anderen niet in gevaar brengen?

Het maakt indruk bij de omstanders als Jansje wordt opgehaald.

Iemand schreef op de Facebook-pagina Oud-Leerdam: "Mijn moeder heeft erover verteld. Als buurmeisje gezien en gehoord. Een levenservaring die ze nooit heeft vergeten". 

Iemand anders: "Mijn moeder heeft gezien dat Jansje Blok uit haar huis werd gehaald. Mijn moeder is nooit vergeten hoe Jansje riep naar de buren: 'Help me, help me toch'. Mijn moeder had nog geroepen 'vuile rotmoffen' maar ze moest haar mond houden van mijn opoe. Het stond op haar netvlies gebrand. Ze had het er heel veel over, nooit vergeten, en ik haar dochter nu ook niet."

Als reactie daarop schrijft iemand: "Ik heb daar als jochie van 8 jaar bijgestaan, en jouw moeder dit horen roepen. Ik vond dat heel erg moedig van haar. Ik ben dat ook nooit vergeten."

In een ooggetuigenverslag van Kees van Donselaar staat: "Verder heb ik gezien vanuit de poort in de Dr. Kuijperstraat dat de joodse mevrouw Blok uit haar huis werd gehaald en in een gereedstaande Duitse personenauto werd gestopt. Ik herinner me nog dat gezicht van haar. Voordat ze werd weggevoerd, werd ze nog gekust door mevrouw Versteeg uit de Talmastraat. We hebben haar nooit meer terug gezien."


Jansje en Betje worden meegenomen naar het politiebureau in het oude gemeentehuis aan de Leerdamse Kerkstraat. 

Teunis Blom schrijft in zijn boek Joods Leerdam dat is gezien dat de gemeenteontvanger G. van Hoogdalem de vrouwen koffie gaf en daarbij ruzie kreeg met politie-inspecteur H. Driesen, een NSB-aanhanger. 


Vanuit Leerdam worden beide vrouwen naar kamp Westerbork gebracht, waar ze op 18 november arriveren.


De kaart van Jansje, uit de carthotheek van de Joodse raad, is hier te zien:








Bron foto: https://kampwesterbork.nl/de-stichting/nieuws/item/column-de-westerborkfilm
























Op dinsdag 24 november vertrekken Jansje, 62 jaar oud, en haar 66-jarige schoonzus Betje met een overvolle trein richting Auschwitz in Polen. Het was het 38e transport vanuit Westerbork naar het vernietigingskamp. In die trein zaten 709 Joden, waarvan 103 kinderen.

Drie dagen later, meteen na hun aankomst op 27 november 1942, worden Betje en Jansje in Auschwitz om het leven gebracht.










Het is niet bekend wanneer Dora het nieuws over haar moeder hoort. Maar uiteindelijk is er de zekerheid. Dat ze nooit meer terugkomt. 

Ook van Saams moeder, Rebecca (Bep) Cohen-Gazan, komt het bericht dat ze op 5 maart 1943, op de leeftijd van 50 jaar, is omgekomen in Sobibor. 

De berichten blijven binnenkomen. Saams zus Hennie stierf met haar man en baby in Auschwitz. Zijn broer Harry kwam met zijn echtgenote, die een nicht van Jansje was, om in Sobibor. En zijn jongere broer Johnny werd vermoord in Auschwitz.

Saam en Dora blijken als enige te zijn overgebleven uit hun gezinnen. 

De broer van moeder Jansje en zijn vrouw, haar zussen met hun eventuele mannen, allen vonden zij de dood in Auschwitz of Sobibor. Naast haar ooms en tantes, overleefden ook alle nichten en neven van Dora aan moeders zijde de Holocaust niet. 



De band met het onderduikgezin Brouwers blijft en wordt voortgezet door de volgende generatie, want Saam en Dora krijgen samen drie kinderen.

Yad Vashem erkent Karel en Soetje Brouwers in 1992 als Rechtvaardigen onder de Volkeren.


Het graf van Dora Cohen-Blok te Maastricht














De naam van Jansje Blok-Meijer staat sinds 2005 vermeld op een plaquette, bij het monument aan de Stationsweg in Leerdam.

Voor beide woonadressen van de vrouwen zijn op 1 mei 2018 Stolpersteine neergelegd. Dit steentje, een struikelblok, is een laatste herinnering aan





 

 

Jansje Blok-Meijer

geboren op 9 februari 1881 in Gorinchem

tussen 1919-1942 (23 jaar lang) wonend in Leerdam 

overleden op 27 november 1942 (op de leeftijd van 61 jaar) in Auschwitz

vermoord in de Holocaust 

 

"We hebben haar nooit meer terug gezien" 















Jansje Blok-Meijer op het Holocaust Namenmonument in Amsterdam.
Foto: Heidi Timmer
























@Heidi Timmer


Bronnen: