21 augustus 2025

Gerard Kok, winkelier aan de Hoogstraat 15 tussen 1901 en 1907


Gerard Kok werd op 7 mei 1873 als jongste zoon geboren in het gezin van Geurt Kok en Hendrika de Jongh in Culemborg. Zijn vader Geurt was landbouwer maar ook koopman en winkelier.

Ook Gerard wordt winkelier en we treffen hem vanaf september 1901 aan op de Leerdamse Hoogstraat 15.















Op 1 mei 1902 trouwt Gerard Kok met de Asperense Aagje de Swart; zij werd meestal Agtje genoemd.


De Leerdammer, 19-4-1902

 

De Leerdammer, 3-5-1902

 












Aagje was een zus van o.a. Beth Kool-de Swart (getrouwd met de bekende Leerdammer Teunis Kool), Sara Verhagen-de Swart (getrouwd met metselaar Jan Verhagen) en Jet Carmiggelt-de Swart (getrouwd was met gemeente-architect Willem Carmiggelt). 


Gerard Kok kocht het woonwinkelpand Hoogstraat 15-17 (toen Hoogstraat A54) van Theodorus Marinus Weijssenfeld (1833-1920) die meester-kleermaker en winkelier was en vertrok naar Den Haag. 

(De eigenaar dáárvoor was waarschijnlijk Pieter Gerrit Schalij, houtzaagmolenaar, houtkoper. Dit moet ik nog verifiëren. Als hij eigenaar was, werd het pand waarschijnlijk verhuurd want Schalij woonde aan de Vlietskant). 



De Vijfheerenlanden, 1-1-1890
De Leerdammer, 4-9-1901





























De Leerdammer, 21-8-1901



In de lokale bladen komen we Gerards advertenties tegen waarin hij zijn kruidenierswaren aanprijst.

 

De Leerdammer, 14-9-1901
 
De Leerdammer, 16-10-1901















De Leerdammer, 5-4-1902
 
De Leerdammer, 11-10-1902















De Leerdammer, 14-3-1903

 

De Leerdammer, 8-7-1903















In 1906 word het woon- en winkelhuis van Gerard de Kok verbouwd. De aannemer is zijn zwager Cornelis Martinus de Swart (1874-1957) uit Asperen. Architect van de bouwplannen is een andere zwager: Willem Carmiggelt. 


De Vijfheerenlanden, 14-2-1906











    

   




   



Op de bouwtekening uit 1905 is goed te zien dat er, in plaats van een winkelruimte en een kamer, nu twee winkeleenheden ontstaan. De trap wordt verplaatst naar de plek van het portaal aan de rechterzijde. In het portiek bevindt zich een deur die toegang gaf tot de trap naar boven, terwijl de deur links naar de winkel leidt.
Er zijn twee trappen die leiden naar twee aparte zolders. Aan de Zuidwal zijde is een bergplaats en open terrein. Na de verbouwing heeft het open terrein een privaat en waterput met rioolafvoer.


  








In 1906 verplaatst H. de With zijn pettenmakerij naar het huis van de heer G. Kok. Na de verbouwing waren er immers twee winkelruimtes ontstaan. 

De pettenmaker De With blijkt Hendrik Gerardus de With, geboren in 1879 in Amsterdam. Hij was pettenmaker van beroep en was gevestigd in Leerdam (aan de Nieuwenhuijzenstraat, Markt 130a, Hoogstraat A90, Hoogstraat 54a = nu 15), Culemborg (Oude Vischmarkt 216) en Utrecht.


De Leerdammer, 14-2-1906
 
De Leerdammer, 1-12-1906










In 1907 biedt Gerard Kok zijn zaak ter overname aan:


De Leerdammer, 16-2-1907











De Vijfheerenlanden, 27-4-1907











De nieuwe eigenaar van het pand aan de Hoogstraat 15 is Arie de Kruijf, die in het linker winkelgedeelte zijn spekslagerij begint. Het rechter gedeelte wordt een kruidenierszaak, gedreven door zijn echtgenote. 

Al snel groeit de winkel uit tot een vertrouwd adres in de stad. Als Arie zich terugtrekt, neemt zijn zoon – eveneens Arie geheten – het stokje over, zodat de slagerstraditie in de familie wordt voortgezet.


De Vijfheerenlanden, 8-5-1907









Geurt Kok en Aagje de Swart verhuisden ondertussen naar Zwammerdam, vervolgens naar de Havendijk D 287 in Culemborg en daarna naar Delft. Daarna woonden zij aan de Zandstraat 18b in Utrecht, verhuisden vervolgens naar Den Haag (Soestdijksekade 868), daarna naar Rotterdam (Strooveer 9), om uiteindelijk weer terug te keren naar de Stationsweg 7 in Culemborg.

Aagje overlijdt op 19 januari 1934 op de leeftijd van 56 jaar in Culemborg. Op 17 februari 1949 overlijdt Gerard Kok in Zeist, hij werd 75 jaar oud. 

















Bronnen:

  • Bevolkingsregister gemeente Culemborg 1890-1939
  • Bevolkingsregister gemeente Culemborg 1890-1939
  • Bevolkingsregister gemeente Den Haag gezinskaart 1913
  • Kadaster Archiefviewer
  • Krantenarchief RAZU.nl 
  • Wiewaswie.nl



16 augustus 2025

Kostscholen in Leerdam (1640-1890)


Van oudsher kende Leerdam een kostschool. Daarnaast was er in de stad al sinds de 16e eeuw een Latijnse school en vanaf de 17e eeuw een Franse school. Dit onderwijs was alleen voor de kinderen uit de gegoede burgerij.

Hieronder volgt een overzicht van de informatie die ik heb teruggevonden in krantenarchieven en andere bronnen. Niet altijd is met zekerheid vast te stellen op welke locatie en hoe lang een onderwijzer(es) precies lesgaf, maar samen schetsen deze gegevens toch een beeld van het Leerdamse schoolleven tussen de 16e en de 19e eeuw.


Quiringh van Brekelenkam,
Schoolmeester en leerling,
1663, RKD


















_____________________


In 1640 stond Albius Villerius aan het hoofd van de Latijnse school in Leerdam, die tevens als kostschool fungeerde. Naast hem werkte Rogier Jooszn. er als schoolmeester. De school was gevestigd in de noorderbeuk van de Grote Kerk en beschikte over een eigen ingang naast de toren. 

Andere bekende rectoren van de Leerdamse school waren Gerardus Zevenhuijsen (theologiae candidatus), Jordanus a Pavort (theologiae studiosus) en Thomas Hessingh (theologiae doctor).

Rond 1650 runde François Verhups een particuliere 'bijschool’ in Leerdam. In de jaren rond 1674-1700 heeft Fijke Jansdr. Broeder een Franse en Duitse bijschool. Rond 1700 vraag Willem Dalman toestemming of zijn vrouw Aeltje Kraet deze bijschool mag voortzetten. 

Op 16 maart 1701 kreeg Maria de Lerpinière toestemming om een school op te richten. Naast de Latijnse school had Leerdam nu ook een Franse school. De Franse school ontwikkelde zich tot een school voor de middenklasse, terwijl de Latijnse school vooral het domein van de elite bleef.

In 1704 begint het echtpaar Dalman-Pisaert een kostschool in Leerdam. "Werd aan alle Lievhebbers bekend gemaekt dat Jan Dalman, en sijn Huysvrouw Maria Pisaert hebben opgeregt een Frans Kost School, die al in wezen is, in de vermakelyke Stad Leerdam, gelegen aen de Riviere de Lingen, tusschen Gorkum en Vianen, om de Jeugd t’onderwijsen in de Franse Tael, Lesen, Schryven, Cijfferen, na Koopmans styl, Psalmen op Nooten, de fondamenten van de Christelyke Religie, en voort al wat tot een goede opvoeding vereyscht, &c. Leerd ook de Meysiens allerley Ambachten, als Naaijen, Brayen, Kant nayjen, Speldewerken, en uytstekent Borduuren, &c. Indien iemant sijne Kinderen by haer believe te bestellen, zy doen het selve voor een civile prys."

Amsterdamse Courant 19-6-1704




 

Maria Pisart was geboren in Abbeville, Picardië in Frankrijk. Op 27 april 1704 was zij met de in Amsterdam geboren Jan Dalman in Leerdam in het huwelijk getreden. Op 21 maart 1704 was 'Marie Peissart uit de Waalsche kerk" te Den Haag ingekomen met attestatie. 


In 1756 duikt de 'Fransche school' weer op in de archieven. In dat jaar komt Jacques Toureau, een leraar Frans uit Rotterdam, naar Leerdam. Maar lang blijft hij niet: al na een half jaar vertrekt hij. 


In 1727 wordt Jacobus Mazewaal (geb. 1694 te Breda, ook wel: 'Masewaal' of 'Masewael', gehuwd met Helena Pieternel van Son) schoolmeester, koster en voorzanger in Leerdam genoemd. 

In 1755, 1757 en 1760 adverteert Maasewaal in de courant dat kinderen voor f. 130,- per jaar welkom zijn op zijn Franse kostschool, waar zij onder meer Frans en Nederduits (= Nederlands) leren, lezen en schrijven, Euclides’ zes boeken over landmeetkunde bestuderen, onderricht krijgen in stuurmanskunst en boekhouden naar scheeps- en Italiaans gebruik, terwijl zij daarnaast psalmen zingen en godsdienstonderwijs ontvangen.

(Jacobus' kleindochter Helena Petronella Koudys trouwt met een halfbroer van Andries Kapteyn, latere kostschoolhouder in Leerdam. De families Maeswael en Kapteyn waren dus aan elkaar verwant).


Leydse Courant 12-5-1755



Leydse Courant 20-4-1757



Leydse Courant 26-3-1760




Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog moest Leerdam weleens voor ingekwartierde soldaten zorgen. In een stadsrekening van 1746 is genoteerd: "betaalt hebbende aan den Schoolmeester Jacobus Masewael en Anna Dalman voor het opruijmen van de kerk en het weder schoonmaken van deselve toen ten tijde door het Regiment van Orange Drente, in de kerk heeft vernagt" (OAL1813, inv. nr. 213)

In 1748 hadden Jacobus Masewael en Anna Dalman blijkbaar niet alle gemaakte kosten opgevoerd. In de stadsrekening van 1750 komt namelijk opnieuw een post van hen voor, ter waarde van 6 gulden, omschreven als “doen vergeeten in te brengen” voor het schoonmaken van de kerk, die dat jaar was gebruikt om een regiment voetvolk te herbergen (OAL1813, inv. nr. 215).


In 1758 is er een nieuwe aanvraag bij het stadsbestuur van Leerdam. Johanna van der Mey, weduwe van de apotheker Van Zichem uit Nijmegen, dient samen met haar dochter Wijnholdina Theodora van Zichem een verzoek in om een Franse kostschool te mogen beginnen. Dit zou een school worden waar ook leerlingen van buiten Leerdam konden worden opgevangen. Deze kostschool lijkt meer succes te hebben gehad dan de eerdere pogingen, al is het aantal leerlingen niet bekend. 

Rond 1760 zou Simon van der Waal (1735-1781) een periode kostschoolhouder zijn geweest in Leerdam. In 1762 vertrekt hij naar Geertruidenberg en daarna Alkmaar. Simon was ook dichter. Zijn laatste woorden zouden zijn geweest: "Nu, ogenblikkelijk zal ik meer kennen dan ik ooit gekend heb".  


We weten dat de school later werd voortgezet door Andries Kaptein (ook wel: 'Kapteyn, Capteyn', 1752-1785). Kapteyn was schoolmeester in Spijk, kwam uit een schoolmeesters familie in Heukelum en werd op 20 april 1766 in Leerdam benoemd tot koster, voorzanger, kerkedienaar en schoolmeester. Hij vervulde deze functies tot zijn dood in 1785. 


Amsterdamse Courant 10-5-1777



Oprechte Haerlemsche Courant 7-12-1779


Amsterdamse Courant 27-5-1784



Leydse Courant 28-5-1784




Ondertussen had predikant Johannes Claessen (1734-1812) vanaf 1778 ook een soort Latijnse kostschool (seminarium) om jonge mannen uit vooraanstaande families voor te bereiden op een universiteitsstudie. Tot zijn leerlingen zouden M.C. van Hall, Groen van Prinsterer en Monhemius hebben behoord.

Opregte Haerlemsche Courant 23-2-1779



Amsterdamse Courant en Hollandse Historische Courant 21-3-1780




Schoolmeester Kaptein werd in 1786 opgevolgd door Jacob Verhulst (1759-1806), die op 6 april 1787 werd aangesteld in dezelfde functies, plus die van stoelenzetter. Verhulst, gehuwd met Barbara Vis (1759-1810) , kwam uit IJsselmonde. Blijkbaar werd het hem te veel, want in maart 1789 vertrok hij naar Delfshaven.

Ook de kerkenraad vond dat één man niet al deze taken kon uitvoeren zonder dat er iets bij inschoot. In een verzoekschrift aan de Domeinraad benadrukten ze dat goed onderwijs voor de kinderen van groot belang was, én dat het ook belangrijk was dat de Franse kostschool zoveel mogelijk leerlingen trok, wat gunstig was voor de stad. Ze vroegen daarom om de nieuwe onderwijzer alleen de taak van voorzanger erbij te geven. De Domeinraad ging deels akkoord. 


Op 2 april 1790 benoemden ze Mees Bazendijk (ook wel: 'Bazeldijk', 1751-1828) tot koster, voorzanger, onderwijzer én hoofd van de Franse kostschool in Leerdam. Bazendijk kwam samen met zijn vrouw Allegonda van der Velde (1741-1819) uit Schiedam. Hij bleef in functie tot 1821. 

Er bestaat overigens een familieband tussen de schoolmeesters Mees Bazendijk en Andries Kaptein: de kleindochter van Mees’ broer Daniël trouwt in 1819 met de zoon van Kapteins halfbroer.

In het Rijksarchief Utrecht ligt een bundel brieven die Hendrik Lagerwey (1776-1835) bewaarde van zijn kostschooltijd (1791-1794) bij Bazendijk in Leerdam. Ze dateren van 1790–1800 en zijn geschreven in romantische stijl door hemzelf en zijn schoolvrienden.


Oprechte Haerlemsche Courant 6-5-1790



Rotterdamse courant 16-06-1798



Oprechte Haerlemsche Courant 27-04-1790





Rotterdamse Courant 21-6-1798




Opregte Haarlemsche Courant 28-11-1815



Rotterdamsche courant 22-4-1819


Rotterdamsche Courant 18-3-1828









Bekend is dat de Leerdamse kostschoolhouder in 1800 een traktement ontving van 120 gulden en vrij kon wonen in het schoolhuis dat voor 100 gulden door de gemeente werd gehuurd. 


In 1839 lezen we over onderwijzeres Geertruida Maria Krom (1806-1871), die sinds 1836 onderwijzeres was te Leerdam. Zij was een dochter van predikant J.H. Krom. Haar instituut wordt aanbevolen in de krant door burgemeester Haefkens van Leerdam.  

Opregte Haarlemsche Courant 31-08-1839

 

Opregte Haarlemsche Courant 15-02-1871








Vermoedelijk ging het om een zgn. 'jongejuffrouwenschool'. Bekend is dat in de Leerdamse Nieuwstraat een gebouw stond dat rond 1838 werd gebruikt als 'jongejuffrouwenschool'. Rond 1845 zou dit pand in gebruik worden genomen als pastorie bij de katholieke kerk. Dit duidt erop dat de school niet zolang heeft bestaan. 

Rond 1849 vinden we Geertruida inderdaad als 'institutrice' van de 'stads jongejufvrouwen school' in Gouda, vervolgens in Haastrecht en daarna als hoofdonderwijzeres in Gouda. 

(Er is andere link met Leerdam: Geertruida's broer was gehuwd met Huijbertje van der Made en zij was een oud-tante van Adriaan J. Burgers, de latere directeur van houthandel Varsseveld in Leerdam). Geertruida's moeder kwam van origine uit Arkel en was als predikantenweduwe meegegaan met haar dochter Geertruida naar Leerdam, zij overlijdt in Leerdam in 1838.)


Vanaf 1821 tot 1856 is Jan Voormolen (1787-1869) stadskostschoolhouder aan de Fransche en Nederduitsche kostschool. 

Opregte Haarlemsche Courant 26-6-1821









In 1826 telt de stadsschool van Jan Voormolen ongeveer 200 leerlingen. Van hen volgen 56 onderwijs aan de Franse school, waarvan er 34 als kostschoolleerling in Leerdam verblijven.

Elk jaar was het traditie dat de examens van de leerlingen in de kerk van Leerdam werden afgenomen. Het gebeurde in plechtige vorm, in aanwezigheid van de burgemeester, assessoren en leden van de gemeenteraad, terwijl ook de districts-schoolopziener aanwezig was. Dit alles afgewisseld met "een aangenaam orgelmuziek’. Na het onderzoek volgde een feestelijke prijsuitreiking en driestemmig gezang. 


Nederlandsche Staatscourant 22-6-1826





















Opregte Haarlemsche Courant 7-7-1827



Opregte Haarlemsche Courant 11-9-1827





Ook in 1829 worden bij het "Jaarlijksch onderzoek" in de kerk van Leerdam de vorderingen van leerlingen gepresenteerd. G. den Bouwmeester is dan 1e secondant in de Franse, Engelse, Hoog- en Nederduitse taal, Cornelis Prudhomme van Reine voor de Franse taal, J. Blok in de Nederduitse school en kwekeling is J. van Weygerden.  

Op de school van Voormolen werkt in 1830 het volgende personeel: J. Mets, 1e secondant van de Franse school, die ook Engels, Hoogduits en Italiaans boekhouden onderwijst, Cornelis Prudhomme van Reine, 2e secondant der Franse school, B.N.J. Roskott, 2e secondant in de Hollandse school en J. van der Beek, kwekeling die ook assisteert in de Hollandse en Franse school".


Opregte Haarlemsche Courant 13-7-1830



























Opregte Haarlemsche Courant 25-6-1831







In 1832 worden genoemd D.D. van Kluijve, 1e secondant voor vreemde talen en Italiaans boekhouden, H.J. Tenholt, 2e secondant voor de Franse school, B. Kamerling Kouwenberg, 1e secondant voor de Nederduitse school, reken-, meet- en stelkunde en J. van der Beek die inmiddels 2e secondant bij de Nederduitse en Franse school is geworden. 

Opregte Haarlemsche Courant 1-12-1835
  
Opregte Haarlemsche Courant 15-10-1842






Opregte Haarlemsche Courant 25-7-1851

 

Oprechte Haarlemsche Courant 9-10-1854


 

 


Opregte Haarlemsche Courant 18-10-1869












Na 1856 volgt Voormolens schoonzoon Jan Cornelis Koning (1830-1907) hem op. Tot het jaar 1859, dan verhuist hij naar Baarn. 


Opregte Haarlemsche Courant 10-6-1856
Opregte Haarlemsche Courant 26-11-1856

 

Opregte Haarlemsche Courant 14-07-1858

 

Opregte Haarlemsche Courant 5-09-1859


















 









Gijsbertus Blokhuis (1832-1906) is Konings opvolger in Leerdam, hij wordt genoemd 'bijzonder dag- en kostschoolhouder'. De kostschool in Leerdam werd steeds meer een begrip en stond landelijk goed bekend. Gegoede gezinnen stuurden hun kinderen naar deze school. Zelfs uit de Nederlandse toenmalige koloniën werden kinderen naar Leerdam gestuurd. Tot 1878 runde Blokhuis de school in Leerdam. Een van zijn onderwijzers was Willem Draaijer

Opregte Haarlemsche Courant 11-7-1862
Opregte Haarlemsche Courant 13-7-1863








  
Opregte Haarlemsche Courant 13-07-1866
 
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 23-12-1866









Opregte Haarlemsche Courant 11-06-1872
 
De Vijfheerenlanden, 16-2-1873
 






 









Het nieuws van de dag 16-8-1906
 
De Leerdammer, 18-8-1906

  









































Ook Berend Beltman (1851-1937) - Blokhuis' opvolger - werd een bekend kostschoolhouder in Leerdam (1878-1890). Als hij stopt per 1 november 1890 wordt op de locatie waar zijn instituut zat gevestigd, de Openbare school no. 2 ingericht. 


Opregte Haarlemsche Courant 9-7-1878
 
De Vijfheerenlanden, 18-8-1878



  











Het nieuws van de dag 21-7-1885

 

De Vijfheerenlanden, 24-7-1887














De Vijfheerenlanden, 13-9-1890




Links de 'Fransche school' (bron: beeldbank Historische Vereniging)































Bronnen:

  • Blom, Teunis, De Oostenrijkse Successieoorlog 1740-1748 (2017), via Historische Vereniging Leerdam. (posten stadsrekening)
  • Gent, P.M. van, Leerdam door de eeuwen heen, (1933), pag. 416-419.
  • Haagsman, Dick, Leven binnen de Leerdammer vrijheid, 2e druk (2022), pag. 269-282.
  • Krantenberichten, hierboven genoemd, gevonden via Delpher.nl en RAZU.nl.
  • Nieuwenhuis, Gerrit, "Naar school", presentatie gehouden voor de Historische Vereniging Leerdam.
  • Veer, E.J.C., Leerdam, lidmaten 1701-1800.
  • Veer, E.J.C., Over verleende octrooien, jrg. 7, nr. 2, via Historische Vereniging Leerdam.
  • Veer, E.J.C., Ds. Johannes Claassen (1734-1812), jrg. 7 nr. 3 en 4, jrg. 8, nr. 1 via Historische Vereniging Leerdam.