De overheid en de burgerij begonnen zich zorgen te maken over de “armoedeproblematiek” en het “zedelijk verval” dat men bij de lagere klassen dacht te zien. Vanuit die zorg — maar ook vanuit de wens om orde en arbeidsethos bij te brengen - ontstonden de zogenaamde werkinrichtingen.
Wat waren werkinrichtingen?
Werkinrichtingen waren instellingen waar mensen zonder werk, of zij die als “asociaal” of “bedelaar” werden gezien, verplicht moesten werken. Het idee was dat arbeid zou bijdragen aan hun morele verbetering en heropvoeding. In de werkzalen werd er werk georganiseerd, zoals spinnen of touw pluizen. Sommige bewoners gingen overdag als bestedeling aan de slag bij een boer of bedrijf.
Tussen 1818 en 1924 waren de Koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord, Wilhelminaoord, Willemsoord. Veenhuizen en Ommerschans (ook wel rijkswerkinrichting genoemd) opgericht. Zij moeten een inspiratie hebben gevormd voor de werkinrichtingen. Tegenwoordig worden de koloniën en werinrichtingen beschouwd als een sociaal experiment dat aan de basis stond van de Nederlandse verzorgingsstaat.
De Armenwet van 1854 legde vast dat de gemeenten verantwoordelijk waren voor armenzorg, maar ook dat mensen die konden werken, moesten werken voor ondersteuning. Dit stimuleerde het ontstaan van werkinrichtingen als onderdeel van de gemeentelijke armenzorg. Er was een sterk geloof in arbeid als middel tot beschaving. Men dacht dat wie leerde werken, ook deugdzaam zou worden.
Predikant en secretaris U.J.W. Roldanus
Ulrich Johannes Willem Roldanus (1817–1888) was predikant en later gemeentesecretaris van Leerdam. Na zijn theologische studie in Leiden diende hij als dominee de gemeentes Noordwijkerhout (1841-1845), Katwijk (1845-1853) en Leerdam (1853-1882). Hij trad in 1841 in het huwelijk met Roelofje Asman. Het echtpaar kreeg een groot gezin met in totaal ten minste twaalf kinderen, van wie verschillende op jonge leeftijd overleden - een verdriet dat in die tijd helaas niet zeldzaam was. Het gezin woonde aan de Markt A80. In maart 1882 ging Roldanus met emeritaat en werd hij secretaris van de gemeente Leerdam, deze taak zou hij tot 1887 vervullen. Hij huurde in deze periode de bovenverdieping van het Raadhuis voor 130 gulden per jaar.
Roldanus hield zich bezig met maatschappelijke en filantropische vraagstukken. In 1857 publiceerde hij De werkinrichting te Leerdam. Eene kleine bijdrage op het gebied der philanthropie, een boekje waarin hij uiteenzette hoe arbeid en discipline konden bijdragen aan armoedebestrijding en morele verheffing. Zijn betrokkenheid bij dit initiatief weerspiegelt de negentiende-eeuwse overtuiging dat sociale problemen konden worden aangepakt door werk, orde en christelijke opvoeding te stimuleren.
Het is dan ook niet verrassend dat ds. Ulrich J.H. Roldanus een belangrijke rol speelde bij de oprichting van de werkinrichting in Leerdam, die in oktober 1856 tot stand kwam.
De komst van de Leerdamse "werk-inrigting'
Omdat er in de stad geen geschikt gebouw beschikbaar was, besloot de Gemeenteraad van Leerdam tot de bouw van een nieuw pand. Aannemer van het gebouw werd Willem Verheij (1818-1890), een timmerman-aannemer uit Ameide.
De eerste steen van het pand (nu: Nieuwstraat 31) werd op 18 juni 1856 gelegd door burgemeester, wijn- en tabakshandelaar H.T. Koppen (1806-1882). Op 1 december 1856 werd het nieuwe gebouw officieel geopend.
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 4-11-1855 |
![]() |
| Nieuwe Rotterdamsche Courant 25-11-1855 |
![]() |
| Nieuwe Rotterdamsche Courant 4-5-1856 |
![]() |
| Nieuwe Rotterdamsche Courant 25-11-1855 |
![]() |
| Opregte Haarlemsche Courant 25-6-1856, Javasche Courant 20-9-1856 |
| Nieuwe Rotterdamsche Courant 7-12-1856 |
![]() |
| Nieuwstraat 31 in het jaar 1988 - rechts bij de deur is de 'eerste steen' zichtbaar. |
Al snel na de opening van de "Werk-inrigting" voelde de heer Roldanus zich genoodzaakt een verweerschrift te schrijven, want niet iedereen bleek gecharmeerd van het werkhuis:
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 8-2-1857 |
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 15-2-1857 |
![]() |
| Opregte Haarlemsche Courant 4 en 15-4-1857 |
In de statuten van de vereniging werd vastgelegd dat het bestuur van de werkinrichting zou bestaan uit maximaal 12 regenten en 12 commissarissen.
De oorspronkelijke indeling van het gebouw omvatte een regentenkamer, een kamer voor de directeur, een werkzaal, een verblijfzaal, een keuken, en aparte slaapzalen voor mannen en vrouwen. Daarnaast was er een spinkamer en boven bevond zich een zolderruimte.
Een van de ruimtes op de begane grond werd gebruikt als bewaarschool, en later vonden ook allerlei andere organisaties er hun plek.
De directeur en directrice werden in de praktijk 'vader' en 'moeder' genoemd, zoals je dat ook ziet bij het Hofje van Mevrouw van Aerden.
De mensen in de werkinrichting werden aan het werk gezet, zij moesten bijvoorbeeld touwpluizen, matten vlechten, stoelen matten en spinnen. Touwpluizen betekende dat men oude touwen uit elkaar moest trekken, vezel voor vezel, zodat het ruwe materiaal (meestal hennep of manilla) opnieuw gebruikt kon worden. Het was eentonig, zwaar en vuil werk, maar vereiste weinig vaardigheid. Ideaal als “heropvoedingsarbeid”, zo vond men in die tijd. De bewoners kregen gratis eten en zes cent per dag.
De eerste vader was J.J. Vos, hij was directeur geweest van het Amsterdamse buitengasthuis.
In Leerdam werd eind december 1857 een algemene vergadering gehouden van de oprichters van de werkinrichting. Uit het verslag bleek dat de instelling in haar eerste dienstjaar ruim 1.300 personen had opgenomen en geholpen, gemiddeld 18 à 19 personen per dag.
De werkzaamheden bestonden vooral uit het pluizen van touw, met daarnaast ook "proeven met bindrotting", het breien van netten, kantwerken en dergelijke.
De regenten spraken hun tevredenheid uit over de resultaten:
- Dankzij samenwerking met het burgerlijk bestuur werden er geen bedelaars meer op straat gezien.
- Men raakte gewend aan orde, tucht en arbeidzaamheid, met name de jongeren.
- De hoogte van armenzorg in de stad was merkbaar afgenomen.
Men was ook dankbaar voor de giften en wekelijkse bijdragen van de bevolking. Toch lieten de regenten ook weten dat het wel veel moeite en toezicht kostte om de werkinrichting draaiend te houden. Maar uiteindelijk was men met de opbrengst niet teleurgesteld.
Ten slotte werd benadrukt dat het doel van de werkinrichting was om mensen door arbeid te heropvoeden en zelf hun onderhoud te laten verdienen.
![]() |
| Nieuwe Rotterdamsche Courant 29-1-1858, Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 9-2-1858 |
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 14-3-1858 |
![]() |
| Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad 15-09-1858 |
In 1859 wordt Tieleman Meijer genoemd als directeur van de Leerdamse werkinrichting, hij krijgt een benoeming in Haarlem.
![]() |
| Opregte Haarlemsche Courant 29-4-1859 |
Volgens het bevolkingsregister 1850-1861 woonden op de Nieuwstraat no. 169 in de werkinrichting:
- Pieter Boogert (1778)
- Mathijs van der Hart (1790)
- Huibert Verweij (1792)
- Willem Mulder (1794)
- Jan Cornelis van Vessem (1796)
- Hendrik Kool (1804)
- Niesje van Elteren (1818)
- Johannes van der Vaart (1845)
- Anna Elizabeth van Dijk (1845)
- Jacob van der Vaart (1847)
- Hendrik Jan Cornelis van Dijk (1850)
- Johannes Jacobus van der Hart (1788)
- Albert Hoevens (1796)
- Pieter den Otter (1855)
- Clazina van der Meijden (1845)
- Margretha Leeden (1891)
- Anthonie Nobel (1800)
Er kwamen drie mensen uit 'Hijkoop', Heenvliet en Hagestein, de anderen allen uit Leerdam.
Het pluis van de touwen die verwerkt werden door de bewoners, werden door de regenten van de inrichting gekocht aan gasfabrieken.
![]() |
| Algemeen Handelsblad 19-4-1862 |
In april 1862 verlaat het directeursechtpaar Jacob Nicolaas Francken en Sandrina Johanna van Maurik de werkinrichting om naar Amsterdam te vertrekken.
Hun opvolgers zijn Hendrikus Allard Kok en Theresia Maria Hempenius. Dit echtpaar krijgt in 1865 een dochtertje. Dit betekende waarschijnlijk het einde van hun betrekking bij de werkinrichting. Hendrikus wordt winkelier in de Nieuwstraat en in 1866 verhuizen ze naar Harderwijk.
Op 2 oktober 1865 komen Cornelis Eversen en Maria Costerus de taak van werkhuisvader en - moeder in Leerdam vervullen. In 1866 overlijdt Maria Costerus. Een paar maanden later hertrouwt Cornelis met Tobia Venlet.
In 1869 worden een nieuwe directeur en directrice gezocht in verband met het vertrek van Cornelis Eversen en zijn echtgenote in juni 1869 naar Kampen.
![]() |
| Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad 23-4-1869 |
![]() |
| Opregte Haarlemsche Courant 29-5-1869 |
![]() |
| Nieuwe Utrechtsche Courant 28-11-1869 |
In juli 1870 komt het echtpaar Johannes Leeman en Jacoba Scheenloop naar de werkinrichting om er de directeursfuncties te vervullen.
Volgens het bevolkingsregister 1862-1870 woonden in deze periode in de werkinrichting:
- Matthijs van der Hard (1790)
- Huibert Verweij (1792)
- Willem Mulder (1794)
- Jan Cornelis van Vessem (1796)
- Hendrik Kool (1804)
- Johannes van der Vaart (1845)
- Jacob van der Vaart (1847)
- Anna Elisabeth van Dijk (1845)
- Hendrik Jan Cornelis van Dijk (1850)
- Johannes Jacobus van der Hart (1782)
- Albert Hoevens (1796)
- Pieter den Otter (1857)
- Clazina van der Meijden (1845)
- Clazina van Stigt (1793)
- Margaretha van der Leeden (1791)
- Anthonie Nobel (1800)
- Hendrika Bijvank (1805)
- Willempje van Loon (1798)
- Paul Henry (1848)
- Antoine Henry (1852)
- Gerritje Jansje Kok (1863)
- Willem van Vlissingen (1795)
- Pietertje Markenstein (1849)
- Frans Markenstein (1815)
- Pieter van der Hagen (1805)
- Hendrika Kooiman (1802)
- Aagje Verdugt (1843)
- Berdina Kouwenberg (1815)
- Trijntje Markestein (1852)
- Areke Adriana Roeland (1862)
Ook nu zien we dat vrijwel alle bewoners uit Leerdam kwamen, een uit Heukelum en een uit Nieuwerkerk a/d IJssel.
In 1871 is er weer een vacature. De directeur van de werkinrichting, het echtpaar Leemans-Scheenloop vertrekt in september 1871 naar Rotterdam.
![]() |
| Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad 15-9-1871 |
Een paar weken later worden de Johannes Karel Guise met zijn echtgenote Grietje van Sante uit Breda benoemd tot directeur en directrice. Zij nemen in de maand december hun intrek in de werkinrichting. Het bijzondere is dat zij een dochtertje van 9 jaar hadden.
![]() |
| Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 5-10-1871 |
![]() |
| Het Vaderland 20-6-1872 |
In mei 1873 vertrekt het echtpaar Guise-Van Sante naar Utrecht worden Jochem van Schuppen en Jannetje Hardeman benoemd tot 'vader en moeder' van de inrichting:
| Opregte Haarlemsche Courant 14-5-1873 |
![]() |
| Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad 28-5-1874 |
Maar ook zij vertrekken al snel. Van Schuppen en echtgenote vertrekken in juni 1874 naar Groningen:
In juni 1874 worden de heer IJzak Roobol en zijn echtgenote Leentje van der Esch, afkomstig uit Velzen, tot directeur en directrice benoemd:
![]() |
| Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad 18-6-1874 |
![]() |
| Nieuwe Vlaardingsche Courant 27-2-1875 |
Maar ook zij verlaten Leerdam al na een paar maanden, rond februari 1875.
De opvolgers van de Roobols in juni 1875 zijn Jacobus Antonius van der Voort en Wendelina Visser uit Leeuwarden. Zij vertrekken rond februari 1876 naar Utrecht:
![]() |
| Schoonhovensche Courant 6-2-1876 |
De heer Arend van Aste en zijn ega Dorothea van der Laan uit Moordrecht worden in maart 1876 benoemd tot directeur en directrice:
![]() |
| Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 8-3-1876 |
![]() |
Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 17-10-1877 |
In 1879 wordt weer een directeursechtpaar gezocht, nu vanwege het vertrek van de familie Van der Aste naar naar Middelburg.
![]() |
| Opregte Haarlemsche Courant 1-3-1879 |
![]() |
| Nederlandsche Staatscourant 16-6-1879 |
In het bevolkingsregister 1870-1880 staan de volgende bewoners opgetekend:
- Teunis Arieszn. Bogerd (1809)
- Albert Hoevens (1796)
- Willem Mulder (1794)
- Frans Markenstein (1815)
- Pieter den Otter (1854)
- Hendrika Kooijman (1802)
- Berdina Kouwenberg (1815)
- Aagje Verdugt (1843)
- Pietertje Markenstein (1849)
- Trijntje Markenstein (1852)
- Areke Adriana Roeland (1862)
- Pieter Molenberg (1826)
- Sijgje van der Mijl (1862)
- Teunis Klein (1862)
- Niesje van Elteren (1810)
- Huibert Verdugt (1790)
- Johanna van Castrop-Bats (1799)
- Catharina van den Bijlard (1825)
- Gerardina Geertruida Droogleever (1827)
- Aart Kool (1805)
- Teuntje Brongers (1831)
- Maria van Zanten-van der Leeden (1807)
- Antonia den Hartog-Sink (1793)
- Evert van der Lugt (1803)
- Hendrik Abraham van Elteren (1814)
- Rutter van Munster (1831)
- Johannes Frederik Kooijman (1822)
- Arie de Boef (1815)
- Judith Sprong (1813)
- Peter Bogerd (1799)
In juli 1879 komen de heer Karel Everhardus Schijf en zijn echtgenote Adriana Pietronella Elizabeth van Niekerk naar Leerdam. In 1880 wordt vanwege hun benoeming in Bodegraven weer een nieuw directeursechtpaar gezocht.
![]() |
| Het nieuws van de dag: kleine courant 5-8-1880 |
| Opregte Haarlemsche Courant 31-8-1880 |
Jan Faasen, geboren in Leerdam maar komend uit Den Helder wordt met zijn vrouw Stijna Cornelia Izendoorn eind 1880 de nieuwe directeur van de werkinrichting. In november 1881 vertrekt het echtpaar Faasen-Izendoorn naar Utrecht.
Op 1 december 1881 wordt het 25-jarige bestaan van de werkinrichting gevierd:
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 4-12-1881, Schoonhovensche Courant 11 december 1881. |
Eind 1881 kwamen de heer en mevrouw Van Gijp naar Leerdam. Zij zouden hier lange tijd blijven en - eindelijk! - zorgen voor continuïteit en stabiliteit.
![]() |
| Schoonhovensche Courant 27 november 1881 |
Johannes van der Gijp (1832–1895) werd geboren in Dordrecht. Op 24-jarige leeftijd trouwde hij met Anna Baars en kreeg een dochter, Zija. Kort daarna overleed zijn vrouw, en niet veel later stierf ook hun dochter. Later dat jaar hertrouwde Johannes met Magdalena Klapper. Johannes woonde eerst in Dordrecht en later in Leerdam, waar hij op 62-jarige leeftijd overleed.
Magdalena Klapper (1822–1918) werd geboren in Grave en was eerder getrouwd met Johannes Frederik Olievier, met wie ze twee zonen kreeg. Helaas overleden beide zonen en later haar echtgenoot. Na haar huwelijk met Johannes van der Gijp woonde ze in Leerdam en zette – gesteund door Johannes' nichtje Leentje van Dijl (1863-1909) - het werk in de werkinrichting voort. Ze overleefde haar tweede echtgenoot èn nichtje - en stierf op 96-jarige leeftijd in Princenhage.
In het bevolkingsregister zien we dat het adres aan de Nieuwstraat van A299, A264, A339, Nieuwstraat 31 werd.
In de beeldbank van de Historische Vereniging zijn de portretten van Johannes en Magdalena bewaard:
![]() |
| Naar alle waarschijnlijkheid zijn dit Johannes van der Gijp |
![]() |
| en Magdalena Klapper |
![]() |
| Het nieuws van de dag 17-12-1883 |
![]() |
| Advertentieblad 20-10-1882 |
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 28-11-1886 |
In 1887 wordt de 'bestedelingszaal' uitgebreid door aannemer Albert Hendrik van Leer die ook in de Nieuwstraat woonde.
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 19-5-1887 |
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 3-7-1887 |
In het jaar 1888 overlijdt Ulrich Roldanus, die jarenlang regent-president van de inrichting was, op 71-jarige leeftijd; zijn echtgenote was een jaar eerder overleden. Hij werd begraven op de Oude Begraafplaats aan de Lingedijk.
![]() |
| Dagblad van Zuidholland en 's-Gravenhage 21-6-1888 |
![]() |
| Het nieuws van de dag 2-4-1887 |
![]() |
| Utrechtsch nieuws- en advertentieblaadje 27-6-1888 |
Het huis rechts van de hooiberg (van landbouwer Dirk Boon?) zou de Werkinrichting kunnen zijn:
Helaas heb ik geen enkele meer gedetailleerde foto van de Werkinrichting kunnen vinden. De afbeeldingen hierboven zijn vrijwel de enige oude ansichten van de Nieuwstraat. Links (op de onderste foto) is de hooiberg te zien die waarschijnlijk van boer W. van Bezooijen was; later vestigde Garage Laponder zich op die plek. Schuin daar tegenover was de plek van de Werkinrichting.
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 13-5-1888 |
![]() |
| Algemeen Handelsblad 21-6-1888 |
De columnist van de rubriek 'Oud-Leerdam hoort in de Oudheidkamer' schrijft in 1961 over de notulen van de werkinrichting in 1856. In een vergadering kwam aan de orde of de bewoners van de werkinrichting in plaats van reuzel, boter op het brood mogen. Reuzel is gesmolten varkensvet. Goedkoop en vet, maar niet verfijnd. Boter was een luxer product, duurder, en meer voorbehouden aan de hogere klasse.
Dit voorval uit 1856 speelt zich af in een tijd waarin armenzorg streng en sober werd georganiseerd. In werkinrichtingen kregen bewoners alleen het hoogstnodige; over iets kleins als boter in plaats van reuzel werd al vergaderd. Dit laat zien hoe men in de 19e eeuw dacht over armoede, zuinigheid en sociale hiërarchie.
![]() |
| De Gecombineerde, 21-1-1961 |
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 9-5-1889 |
![]() |
| De Leerdammer, 1-1-1893 |
![]() |
| De Leerdammer, 6-5-1893 |
Troelstra beschreef Leerdam als een paradijs voor arbeiders, vanwege de ogenschijnlijke welvaart en voorzieningen. Tegelijkertijd stuitte hij op schrijnende tekortkomingen die volgens hem niet getolereerd konden worden. Zo merkte hij op de Prinsenwal (het westelijke deel van de Zuidwal) een woning op zonder water- en rioolaansluiting, waardoor de bewoners gedwongen waren water uit de Linge te gebruiken.
In het bevolkingsregister 1880-1896 staan de volgende inwoners van de werkinrichting opgeschreven:
- Frans Markensteijn (1810)
- Willem Mulder (1794)
- Johannes Frederik Kooijman (1822)
- Aart Kool (1805)
- Evert van der Lucht (1813)
- Hendrik Abraham van Elteren (1814)
- Rutter van Munster (1831)
- Teunis Arie Boogerd (1809)
- Peter Boogerd (1799)
- Arie de Boeff (1815)
- Johanna van Castrop-Bats (1799)
- Niesje van Elteren (1810)
- Judik Sprong (1813)
- Teuntje Brongers (1831)
- Maria van Zanten-van der Leeden (1800)
- Antonia den Hartog-Sink (1791)
- Geerardina Geertruida Droogleever (1827)
- Marigje van Driel (1820)
- Dirk van Veldhoven (1815)
- Barend Brouwer (1803)
- Cornelis van der Leeden (1837)
- Johanna Boers (1814)
- Ruth Rikkers (1808)
- Martijntje de Weerd (1886)
- Gerrit Mijloff (1813)
- Albert van Iperen (1830)
- Anna Cornelia Labrie (1816)
- Bastiaan Johannes Ververs (1837)
De bewoners van de werkinrichting zijn meestal in Leerdam geboren, maar ook lezen we de plaatsen Oosterwijk, Beusichem, Heicoop, Everdingen, Brakel, Heukelum, Werkendam, Schoonrewoerd, Waardenburg, Uithoorn en Vianen.
![]() |
| Limburger Koerier 6-5-1899 |
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 1-1-1899 |
![]() |
| De Leerdammer, 14-3-1900 |
| De Leerdammer, 27-4-1901 |
![]() |
| De Leerdammer, 28-12-1901 |
![]() |
| De Leerdammer, 1-1-1904 |
![]() |
| De Leerdammer, 24-12-1904 |
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 6-12-1906 |
In 1906 staat er een stukje in de krant over een jaarvergadering van het bestuur en de regenten van de werkinrichting. Daarin wordt vermeld dat de penningmeester een klein batig saldo rapporteerde (dus een klein overschot); dat men hoopte dat bijdragen (giften of steun) wat ruimer zouden vloeien; dat de belangstelling voor de vergaderingen van het werkhuis en de bad- en zwem-inrichting groter mocht zijn; en dat soms maar net genoeg mensen aanwezig waren om een vergadering door te laten gaan.
![]() |
| De Leerdammer, 11-4-1906 |
![]() |
| De Leerdammer, 26-9-1906 |
In december 1906 viert Magdalena van de Gijp-Klapper haar 25-jarig jubileum bij de werkinrichting:
![]() |
| De Leerdammer, 14-11-1906 |
![]() |
| De Leerdammer, 28-11-1906 |
![]() | |
|
![]() |
| Rotterdamsch Nieuwsblad 29-7-1908 |
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 6-9-1908 |
In de periode dat Magdalena de Gijp-Kladder 'moeder' van de werkinrichting was, verbleven volgens het bevolkingsregister 1897-1920 deze mensen in het huis:
- Cornelis van der Leeden (1837)
- Martijntje de Weerd (1806)
- Anna Cornelia Labrie (1816)
- Klaas den Hertog (1835)
- Wouter van Os (1838)
- Niklaas Vos (1828)
- Cornelis Johannes Wiggelinkhuizen (1833)
- Lodewijk Hattenbach (1835)
- Daniël Kars (1827)
- Eimert van Bommel (1827)
- Antonie Johannes van Welie (1837)
- Martina Veen (1886)
- Pieter Veen (1888)
- Huibert Veen (1890)
- Alida Wilmstijn (1824)
- Gerrit Stavast (1820)
- Steventje van Weelden (1827)
- Christinus van Trigt (1847)
- Wouter Brugmans (1842)
- Herbert Middelkoop (1841)
- Aart Klijn (1858)
- Jacob Kars (1867)
- Hendrikus van Karssen (1858)
- Nijs den Besten (1844)
- Hermanus van der Leden (1848)
- Wilhelm Wiggelinkhuijzen (1861)
- Govert 't Lam (1835)
- Jan Mes (1839)
Zichtbaar is de streekfunctie die de inrichting inmiddels had. Bewoners kwamen naast Leerdam ook uit Schoonrewoerd, Vianen, Kloosterburgen, Everdingen, Vuren, Herwijnen, Haaften, Arkel en Enkhuizen.
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 29-7-1909 |
![]() |
Nieuwe Gorinchemse Courant 29-7-1909 |
Na het vertrek van 'Moeder de Gijp' werden Jan Verdonk en zijn echtgenote Aafje Otter 'vader' en 'moeder' van de werkinrichting.
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 11-9-1909 |
Jan Verdonk (1853–1935) was geboren in Zaandijk en was timmerman, voordat hij werkzaam werd als directeur van de werkinrichting in Leerdam. Hij was in 1882 met Trijntje Verlaan getrouwd; hun zoon Jakob werd geboren in 1884. Kort daarna overleed Trijntje. In 1889 hertrouwde Jan met Aafje Otter. Zijn zoon Jakob trouwde in 1906 met Maartje Molenaar en vestigde zich in Leerdam, waar hij barbier was op de hoek van de Hoogstraat en de Groote Steiger. Jan Verdonk overleed in 1935 in Leerdam.
![]() |
| De Leerdammer, 31-7-1935 |
![]() |
| De Leerdammer, 3-8-1935 |
![]() |
| De Leerdammer, 22-1-1910 |
![]() |
| De Leerdammer, 12-10-1910 |
In de herfst van 1914 worden er een aantal Belgische vluchtelingen in de werkinrichting opgevangen.
![]() |
| De Vijfheerenlanden, 17-10-1914 |
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 2-9-1915 |
![]() |
| Nieuwe Gorinchemse Courant 26-9-1918 |
Bij de viering van Oranjefeesten staat er steevast in de krant vermeld dat "de oudjes" van het werkhuis zijn getrakteerd of 'rijkelijk onthaald'.
![]() |
| De Leerdammer, 8-9-1923 |
In 1926 wordt de subsidie aan het werkhuis kritisch besproken in de gemeenteraad. 'Vader' Verdonk zou de mensen niet goed uitbetalen. Daarop volgt een nogal vage discussie over boterhammen en bier...
![]() |
| De Leerdammer, 13-11-1926 |
Na 1935 werd de heer M. van Rossum directeur van de werkinrichting.
In 1937 werden de statuten gewijzigd en kreeg de werkinrichting een nieuwe naam: Tehuis voor ouden van dagen. Het karakter van het werkhuis was in de loop der tijd veranderd. Alleen alleenstaande mannen die aan het Burgerlijk Armbestuur waren toegewezen, kregen er nog onderdak. Dankzij een hoge gemeentelijke subsidie konden de regenten het werkhuis in stand houden.
![]() |
| Christelijk sociaal dagblad voor Nederland De Amsterdammer 9-8-1937 |
In 1939 wordt het adres Nieuwstraat 31 vermeld als het ‘Tehuis van ouden van dagen’.
Het belastingkantoor, wat er onderdak had gevonden, verhuist 1 april 1939 naar de voormalige tandheelkundige kliniek aan de Koningin Emmalaan. Nu wordt het distributiekantoor gevestigd in het 'tehuis'.
![]() |
| De Leerdammer, 7-3-1939 |
Het Tehuis voor ouden van dagen heeft bestaan tot 1942. Door een afname van het aantal bewoners werd het tehuis dat jaar gesloten.
Het pand aan Nieuwstraat 31 kent dus een veelzijdige geschiedenis. Het begon als werkinrichting, later gevolgd door het Tehuis voor ouden van dagen (in de praktijk vaak "oudemannenhuis" genoemd). Samengevat verliep de 86-jarige geschiedenis van de Werkinrichting en het Tehuis voor ouden van dagen als volgt:
- 1858–1881: zeer hoge wisseling van directeuren; gemiddeld elke 2 jaar een nieuw echtpaar.
- 1881–1909: stabiliteit onder leiding van Johannes en Magdalena van der Gijp-Klapper (28 jaar lang)
- 1909–1935: langdurig directeurschap van Jan en Aafje Verdonk-Otter (26 jaar lang)
- 1935–1942: slotperiode onder M. van Rossum, waarna het Tehuis voor ouden van dagen in 1942 wordt gesloten.
De inrichting veranderde geleidelijk van een werkhuis naar een ouderenzorginstelling.
Een overzicht van de directeuren en directrices:
| 1856–1858 | J.J. Vos | – |
| 1859 | Tieleman Meijer | – |
| ca. 1860–1862 | Jacob Nicolaas Francken | Sandrina Johanna van Maurik |
| 1862–1865 | Hendrikus Allard Kok | Theresia Maria Hempenius |
| 1865–1869 | Cornelis Eversen | Maria Costerus / Tobia Venlet |
| 1869–1871 | Johannes Leeman | Jacoba Scheenloop |
| 1871–1873 | Johannes Karel Guise | Grietje van Sante |
| 1873–1874 | Jochem van Schuppen | Jannetje Hardeman |
| 1874–1875 | IJzak Roobol | Leentje van der Esch |
| 1875–1876 | Jacobus Antonius van der Voort | Wendelina Visser |
| 1876–1879 | Arend van Aste | Dorothea van der Laan |
| 1879–1880 | Karel Everhardus Schijf | Adriana Pietronella Elisabeth van Niekerk |
| 1880–1881 | Jan Faasen | Stijna Cornelia Izendoorn |
| 1881–1909 | Johannes van der Gijp | Magdalena Klapper |
| 1909–1935 | Jan Verdonk | Aafje Otter |
| 1935-1942 | M. van Rossum | – |
De terugblik laat ons zien hoe samenlevingen vroeger omgingen met kwetsbare groepen. Werkinrichtingen waren een manier om werkloosheid en armoede te reguleren, maar ze zeggen ook veel over de waarden en normen van die tijd.
De werkinrichting voor werklozen en oude mannen was niet alleen een plek om aan het werk te gaan; ze straalden ook uit dat de samenleving wist wat goed voor je was. Het was hulp, maar wel met een flinke ondertoon van 'wij weten wat goed voor je is’. Terugkijkend zie je hoe gemakkelijk goedbedoelde zorg kan overgaan in controle en oordeel.
Politiebureau, Sociale Dienst, Stichting Werk en Welzijn en Stichting Lampoe
Een nieuwe fase voor het pand aan de Nieuwstraat breekt aan nu de oude mannen de plek hebben verlaten.
Tussen ongeveer 1936 en 1978 was het pand van het Tehuis (ook) de plek waar het gemeentepolitiebureau gevestigd was. Vanaf 1939 huisvestte het ook een periode het distributiekantoor en tot 1978 de Sociale Dienst.
![]() |
| Het politiekorps van Leerdam, waarschijnlijk in de jaren '60-'70. |
![]() |
| Foto's via H. Vervloet, Facebook-groep Oud-Leerdam |
Na vertrek van de politie en Sociale Dienst naar de Koningin Emmalaan, vonden Stichting Lampoe (~1988) en Stichting Werk en Welzijn (~1989) er onderdak.
Daarna kreeg het pand een winkelfunctie en tegenwoordig zijn er woonappartementen in gevestigd.
![]() |
| Weekend Post, 25-5-1990 |
In 1990 werd het openluchtspektakel ‘Hutters’ opgevoerd op de Zuidwal. Zuster J.C. Kroon (1921–2006) speelde daarin de rol van 'moeder Van der Gijp'. Dit illustreert dat de werkinrichting met Magdalena van der Gijp-Klapper (1822–1918) nog lang een plek had in het collectieve geheugen van de Leerdammers.
Met deze bijdrage wil ik daar opnieuw een steentje aan bijdragen.
_______________________________________________________________
Bronnen:
- Bevolkingsregister 1850-1861 - Werkinrichting Nieuwstraat no. 169.
- Bevolkingsregister 1850-1861 - Roldanus-Asman.
- Bevolkingsregister 1862-1870 - Werkinrichting Nieuwstraat no. 169.
- Bevolkingsregister 1862-1870 - Kok-Hempenius.
- Bevolkingsregister 1870-1880 - Werkinrichting Nieuwstraat no. 239.
- Bevolkingsregister 1880-1896 - Werkinrichting Nieuwstraat no. 279.
- Bevolkingsregister 1897-1920 - Werkinrichting Nieuwstraat 31.
- Bevolkingsregister 1897-1920 - Verdonk-Otter.
- Blom, Teunis, Bewaarde Schoonheid (2011), pag. 120.
- Gent, P.M. van, Leerdam door de eeuwen heen (1937), pag. 430-431.
- Groningen, Catharina L. van, De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk ((1989), pag. 115, 333-334. - (N.B. Van Groningen noemt op pag. 333 dat 'de Werkinrichting voor mannen uit 1856' inmiddels zou zijn verdwenen. Op dezelfde pagina bespreekt ze wel Nieuwstraat 31, zij dacht dat het voormalig politiebureau het woonhuis van burgemeester H.T. Koppen was geweest - misleid door de eerste steen die Koppen inderdaad legde).
- Janse, Sam, "Van de kroeg naar de schuur, de bekeringsgeschiedenis van Willem Verheij (1818-1890)" in: Nieuwsblad Historische VerenigingAmeide en Tienhoven, jaargang 31, nummer 2, juni 2020, pag. 16-22.
- Roldanus, U.J.W., De werk-inrigting te Leerdam, Eene kleine bijdrage op het gebied der philanthropie via Google Books.
- Vereniging "De Werkinrichting" te Leerdam in Nederlandsche Staatscourant 27-4-1889 .































































































