Wie stadsbrouwerij De Dubbele Ankers aan de Hoogstraat in Leerdam precies heeft gesticht, is niet met zekerheid te zeggen. Vermoedelijk kwam de brouwerij, die ook bekendstond onder de naam Het Dubbeld Anker, via de familie Van Oostrom in het bezit van de familie De Jong. Wat wel vaststaat, is dat Johan de Jong in 1693 bier leverde aan de klokluiders ter ere van de verjaardag van stadhouder Willem III.
![]() |
| Brouwer Caspar Luyken, 1694 |
De brouwerij bevond zich aan de zuidzijde van de Hoogstraat in Leerdam, recht tegenover de Huisgracht. De exacte locatie blijkt uit een transportakte uit 1699, waarin ds. Nicolaas Zantvoort genoemd wordt als eigenaar van een pand dat oostelijk grensde aan de weduwe van Arien van Cleef, westelijk aan de Huisgracht en achteraan aan het erf van Jan Snoeck en anderen. Dit pand lag op de hoek van de Hoogstraat en de Huisgracht, tegenover de brouwerij De Dubbele Ankers. Dit is de plek van de rij huizen tegenover de Hoogstraatkerk
![]() |
| Amsterdamse Courant 18-2-1700 |
Het bestaan van de brouwerij wordt ook bevestigd in een akte uit 1704. Daarin verkoopt de weduwe van Dirck van Ceulen een huis aan de Hoogstraat aan Willem Coot. Dit huis grensde oostelijk aan Pieter van Cleef, westelijk aan de brouwerij De Dubbele Ankers en zuidelijk aan de stadswal, ook wel de Zuidwal genoemd.
Aanvankelijk was de brouwerij eigendom van de familie De Jongh, Hendrick en zijn zoon Jan (ook wel Johan genoemd). Bekend is dat Gerrit Spaen en arbeider Arien Hermenszn. Karstenbroeck jarenlang in de brouwerij werkten.
In 1700 werd zij overgenomen door het echtpaar Cleyn-de Jongh, dat de brouwerij verkreeg uit nalatenschap van Adriana's broer, Johan de Jongh.
Door zijn huwelijk met Adriana de Jongh — dochter van brouwer en burgemeester Hendrick Janszn. de Jongh — kwam de brouwerij in handen van Antonie Cleyn, zoon van Nicolaas Cleyn, schout van Asperen. Antonie, die lakenkoopman was, vestigde zich in 1672 in Leerdam en bekleedde daar onder meer de functie van schepen, en in 1700 en 1701 die van burgemeester. Na zijn overlijden in 1704 werd zijn weduwe, Adriana de Jongh, vermeld als brouwster.
Bij de brouwerij hoorde ook een kuiphuis. In 1701 kreeg Antonie Cleyn, eigenaar van Het Dubbeld Anker, voor 1 gulden en 6 stuivers een jaarlijkse tijns toegewezen uit een erf waar eerder dit kuiphuis had gestaan. Hieruit blijkt dat we te maken hebben met een oude brouwerij.
![]() |
| Amsterdamse Courant, 1-11-1727 |
In 1728 verkochten de erfgenamen van Antonie Cleyn de brouwerij aan Catharina Volmarijn, weduwe van Meursman. In 1728 gaf Gijsbert Stam leiding aan het bedrijf, en na diens dood in 1735 werd Pieter Steghelytz er brouwer. Vervolgens werd de brouwerij in 1736 door Johan van Gezel overgedragen aan Pieter Steghelytz, een naam die ook bij een andere brouwerij opduikt.
![]() |
| 's Gravenhaegse Courant 27-6-1746 |
Pieter Stegelytz was ook onder-schepen van Leerdam. Het pand wordt verkocht ten bate van zijn minderjarige kinderen na zijn overlijden in 1746.
Na diens overlijden werd het pand in 1746 verkocht aan mr. Joan van Wageningen, advocaat te Dordrecht, voor een bedrag van 9035 gulden.
Tussen 1750 en 1754 was Willem Hendrik Bosch eigenaar van de brouwerij. Later kwam het in handen van Reynier Heusdens.
![]() |
| Amterdamse Courant 10-8-1756 |
De frequente wisseling van eigenaren wijst erop dat het economisch niet goed ging met de brouwerij. Dit wordt bevestigd door historicus De Wit, die opmerkt dat de brouwerij in het najaar van 1756 uiteindelijk in bezit kwam van stadstimmerman Rutter Vervoorn, die de brouwerij heeft “uitgebroken” – wat betekent dat de brouwinstallaties uit het pand zijn verwijderd.
Daarmee kwam er een definitief einde aan de brouwerij. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de stad Leerdam in 1760 een jaarlijkse tijns van drie stuivers ontving van het huis van Vervoorn, het voormalige brouwerijpand De Dubbele Ankers, dat ook wel De Dubbelde Ankers werd genoemd.
| ~1653-1693 | Jacob Gijsbertszn. van Oostrom | Eerst gedocumenteerde bezitters |
| ca.1693–1701 | Hendrick en zijn zoon Johan de Jongh | Levering van bier in 1693 aan klokkenluiders |
| 1701–1704 | Antonie Cleyn & Adriana de Jongh | Antonie was burgemeester; via huwelijk verbonden met De Jong |
| 1704–1728 | Adriana de Jong (weduwe Cleyn) | Voerde de brouwerij na het overlijden van Antonie |
| 1728 | Catharina Volmarijn, weduwe Meursman | Kocht brouwerij van erfgenamen Cleyn |
| 1728–1735 | Gijsbert Stam | Was brouwer in De Dubbele Ankers, waarschijnlijk als huurder/gebruiker |
| 1735–1736 | Johan van Gezel | Kocht brouwerij, korte periode eigenaar |
| 1736–1746 | Pieter Steghelytz | Mogelijk ook eigenaar/werkzaam in andere brouwerij |
| 1746–1750 | Mr. Joan van Wageningen | Advocaat te Dordrecht; kocht voor f 9035,-, korte periode eigenaar |
| 1750–1754 | Willem Hendrik Bosch | Korte periode eigenaar |
| 1754–1756 | Reynier Heusdens | Laatste brouwer vóór de afbraak |
| Vanaf 1756 | Rutter Vervoorn (stadstimmerman) | Kocht de brouwerij, haalde installaties eruit ("uitgebroken") |
| 1760 | – | Stad Leerdam ontvangt tijns uit voormalig brouwerijpand |
Het kuiphuis was een bijgebouw dat vermoedelijk werd gebruikt voor het opslaan of vervaardigen van kuipen (biervaten). In 1701 bestond het gebouw zelf mogelijk al niet meer, maar het erf werd nog steeds belast met een tijns. Antony Cleyn betaalde tijns (1 gulden en 6 stuivers) voor erf waar het kuiphuis op had gestaan.
Na ruim zestig jaar activiteit verdween de brouwerij. Op het terrein van de voormalige brouwerij werd later een houtzaagmolen uit Varsseveld gebouwd. Deze kleine molen verwerkte vooral molenroeden en wieken, die na het zagen in de Huisgracht terechtkwamen. Rond 1850 werd de molen afgebroken, en op de plek werden woningen gebouwd.
Bronnen:
- Bierbrouwerij De Dubbele Ankers op Nederlandse Biercultuur.nl.
- Groot, B.J. B, "Leven in de Leerdamse brouwerij", via Historische Vereniging Leerdam.
- Haagsman, Dick, Leven binnen de Leerdammer vrijheid, stadswandeling in de 17e eeuw (2022), pag. 37, 161, 162, 288.
- Krantenbericht hierboven vermeld.




