23 juni 2024

Het zoontje van Walig Verdugt en koning Willem I (1820)

In de koude wintermaand januari van het jaar 1820 stijgt het water van de Linge tot grote hoogte. Er wordt met man en macht gewerkt om de dijken te versterken. Tussen de Hoogpoort en de Veerpoort wordt de Hoogstraat opgekist. 

Het water rijst. De spanning stijgt. 

Koning Willem I reist samen met zijn zoon prins Frederik via Vreeswijk en Vianen naar Leerdam. Hij wil de mensen aanmoedigen en leeft mee

Op de 26e januari houdt de dijk bij Klein-Oosterwijk, nèt onder Leerdam, het niet en er breekt een gat in de dijk. Als de koning er poolshoogte gaat nemen, ziet hij daar een 13-jarige jongen overstuur en radeloos van verdriet. Het ventje staart naar de opening in de dijk met daarachter de watermassa. "Mijn vader, mijn moeder,... Iedereen is dood! Alles is weg!”

De 13-jarige jongen (waarschijnlijk heette hij Cornelis) blijkt door zijn vader Walig met vier paarden naar de stad Leerdam te zijn gestuurd. En Cornelis' familie is achtergebleven. Daar waar het water nu kolkt en een gapend gat achter de dijk heeft geslagen. 

De koning heeft het te doen met de verdrietige Cornelis. "Als je ouders nog leven, dan help ik ze. Ik geef ze weer een huis", belooft hij de jongen troostend. Hij neemt de jongen mee naar de stad en geeft hem acht dukaten die hij bij een zekere Tukken (wellicht Barend Tukker (1783-1834), een vooraanstaande inwoner van Leerdam?) in beheer geeft. Hij laat achter de rug van de jongen om weten dat hij het graag wil horen, als de jongen wees blijkt te zijn geworden.


Koning Willem vertrekt weer uit Leerdam maar hij gaat verder met het organiseren van hulp. Hij vraagt de gouverneurs van de betrokken provincies om steun en neemt maatregelen om de hulpverlening te organiseren.  


Wonder boven wonder blijkt het gezin van Walig Verdugt gespaard gebleven. Hun boerderij is verloren gegaan, de hele inboedel, alle huisraad, een wagen, een os en twee varkens. Maar: de familie is compleet en verenigd - en naast de vier paarden die zoon Cornelis al had meegenomen, zijn ook de zes melkkoeien gered. 


Boer Walig Verdugt, 63 jaar oud, had de dag voor de overstroming, zijn vee hoog neergezet. Mogelijk had hij een waterzolder in zijn boerderij. Zijn koeien, maar ook de hond die net puppies heeft, kregen in ieder geval een hogere plek. 

De volgende dag begint de boerderij van de familie Verdugt vervaarlijk te kraken en te schudden. Er blijken twee gaten in de Noorder Lingedijk te zijn geslagen, een bij Klein-Oosterwijk, een bij Kedichem. En het water van allebei deze dijkdoorbraken verenigt zich tot een bruisende vloed precies voor de woning van Walig en zijn vrouw Neeltje en hun kinderen.

De dijk is niet meer te bereiken. Vader Walig is ten einde raad. Maar zijn doortastende vrouw, de 49-jarige Neeltje, weet raad. In de schuur hangt een kleine boot, weet ze. Samen met haar zoon weet ze deze schuit in het water te krijgen en ze zet haar drie kinderen erin. Ze probeert de boerderij van buurman Dirk de Jong te bereiken en dit lukt. Ze geeft daar haar kinderen af en vaart zo snel ze kan weer terug. 

"Maak het vee los!", roept ze naar haar man. Deze doet dit en stapt daarna met hun jongste kind, de 5-jarige Geertje, ook in het kleine schuitje. 

Ze zien vervolgens dat de muren van hun hofstede het begeven. De boerderij, de stal, de schuur en boomgaard, alles verdwijnt in de kolkende golven. Ze durven niet meer te denken aan het redden van het vee.

De koeien zien het bruisende water om zich heen. In hun doodsangst doen ze het goede: ze springen over de muurresten. Een drachtige koe blijft hangen op de muur, maar komt na een poosje toch los. De zes koeien komen na door het water te hebben gesparteld op de hoge dijk aan. 

De drachtige koe krijgt twee dagen later een gezond kalfje. En ook de hond blijkt haar jonkies te hebben gered. Zwemmend met een puppy in de bek, bracht ze hen een voor een op een droge plek. 


De gebeurtenis is zo bijzonder dat ze wordt getekend door Cornelis van de Hardenberg

 
















Het onderschrift luidt: "Behoud van het vee van Walig Verdugt, te Oosterwijk op 26 januarij 1820".

Willem van Senus maakt een kopergravure van de tekening en deze wordt in 1820 uitgegeven "ten voordeele der Ongelukkigen" door G.J.A. Beijerinck in Amsterdam. Met de aankoop van een tekening steunde je dus de slachtoffers van de watersnood. 


In het tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen van 1821 wordt over de afbeelding gezegd: 

"Geteekend als wankelende op zijne grondvest, en alreeds ten deele vernield, levert het ons een aandenken aan eene allerstoutste, maar tevens boven hoop geslaagde, redding van het deerniswaardig gezin, welk niets dan den dood voor oogen had. Vervolgens is de Plaat, voorstellende het zonderling behoud van het vee van Walig Verdugt, te Oosterwijk, eene doorslaande proeve der werking van het dierlijk instinct bij levensgevaar (..)."



In Leerdam was de opkisting op de Hoogstraat bijna bezweken. Maar de stad bleef ternauwernood gespaard. 


Een paar dagen na de 26e januari breken wel een aantal andere dijken in Zuid- en Noord Nederland door. Koning Willem I stelt een Nationale Hoofdcommissie in om toezicht te houden op inzamelingsacties en het verdelen van het geld. De koning van het nog jonge Koninkrijk der Nederlanden beseft dat hij hiermee de gunst van zijn volk kan winnen.


De dijk bij Leerdam wordt weer gedicht, een nieuw stuk met een andere loop moet worden aangelegd. Op de plek van Waligs boerderij blijft een grote waterkolk achter: het wiel 'Berendrecht'. Het is nog steeds een groot gat middenin de buurtschap Klein-Oosterwijk, net voorbij de oude begraafplaats aan de Lingedijk.



Bron foto: Facebook pagina oud-Leerdam



Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Leerdam, Zuid-Holland, sectie B, blad 01 (MIN08099B01), Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Op een stuk oude dijk, niet meer gebruikt na aanleg van een nieuw stuk, werd vanaf 1828 de Oude Algemene Begraafplaats gerealiseerd. 
 



























Twee maanden later staat een samenvatting van een brief uit Asperen in de krant. 

Walig zal zijn situatie bekend hebben gemaakt bij de koning en hij brengt de ontmoeting met zijn zoontje in herinnering:


Overijsselsche Courant, 28-3-1820
















Surinaamsche Courant, 1-7-1820





















Groninger Courant, 4-2-1820










De gevolgen van de dijkdoorbraak waren niet de eerste tegenslagen in het leven van Walig Verdugt. 

Waarschijnlijk was het Waligs boerderij "De Berendrecht" die op 18 maart 1813 afbrandde. Vermoedelijk werd de boerderij niet meer opgebouwd, een brandverzekering was nog niet gangbaar. Het gezin zal in een oudere kleinere boerderij er vlakbij zijn gaan wonen.

Wat zullen ze blij zijn geweest met het aanbod van de koning nu ze voor de tweede keer hun onderkomen zijn verloren.

Walig Verdugt overlijdt ruim anderhalf jaar later, op 4 september 1821 te Leerdam, op 65-jarige leeftijd. Hopelijk heeft hij alle zaken voor zijn overlijden in orde kunnen maken voor zijn gezin. Waligs echtgenote, de stoere boerin Neeltje Cornelisdr. Kortleven, zou in 1828 overlijden op 57-jarige leeftijd. 

Zoon Cornelis gaat in 1834 trouwen met Willempje de Raad en in Everdingen wonen. Ze krijgen een groot gezin en hij overlijdt in 1884 op 81-jarige leeftijd. 

Ik ben benieuwd of hij zijn kinderen en kleinkinderen vaak heeft verteld over zijn bijzondere ontmoeting met de koning!



Tot slot: Het is in mijn ogen waarschijnlijk dat het in dit verhaal gaat om Walig Jan Verdugt, gedoopt op 3 maart 1756 te Leerdam als zoon van Walig Jan Gerritszn. Verdugt en Adriaantje Heykoop, bouwman, in 1790 gehuwd met Neeltje Cornelisdr. Kortlever (dochter van Cornelis Joostzn. Kortlever en Adriaantje van Oord), overleden 3 september 1821 te Leerdam. Hij had in het overstromingsjaar 1820 een 13-jarige zoon Cornelis (*1803), zijn jongste zoon was Arie (*1811) en zijn oudste zoon Walig (*1799). De oudste dochters Adriaantje en Aagje waren al getrouwd voor 1820. Dochter Cornelia den Otter-Verdugt was zeer recent, 3 januari 1920, overleden op 26-jarige leeftijd. 

Ook B.J. de Groot suggereert in zijn artikel over 'De Berendrecht' dat het zou gaan om Walig Janse Verdugt. Honderd procent zeker is niet welke van de drie zoons nu koning Willem I heeft ontmoet. Het zou ook de oudste, dan 19-jarige zoon Walig kunnen zijn die koning Willem I ontmoette ná zijn redding. Hiervoor pleit ook het krantenbericht, dat zegt dat op donderdag 29 januari 1820 de koning Leerdam bezocht, terwijl de doorbraak op de 26e was. 

Krantenberichten waren niet altijd honderd procent betrouwbaar. Toch lukte het om er dit bijzondere verhaal uit te reconstrueren. 


p.s. Walegina Moot, huishoudster van de gebroeders De Stigter, was Waligs achterkleindochter, zij komt voor in een eerdere blog: https://leerdamsekronieken.blogspot.com/2024/06/tijmen-en-teunis-de-stigter-gaan.html


@Heidi Timmer


Bronnen:

  • Beschrijving van den Nederlandschen watersnood, in Louwmaand van 1820, Gerrit Jan Adriaan Beyerinck via Google Books
  • Bewaarde Schoonheid, Teunis Blom, pag. 161
  • De Berendrecht, B.J. de Groot via Historische Vereniging Leerdam
  • De dijkdoorbraak van 1820, J.D v.d. Salm, via Historische Vereniging Leerdam
  • Geneaneet.org - Ron van Wijnen - de Bommelerwaardse Boom
  • Tijdspiegel, 1898, F.D.J. Moorrees
  • Leerdam door de eeuwen heen, P.M van Gent, pag. 520
  • Streventijdschrift.be/waar-is-johanna-van-beek/
  • Tussen de Diefdijk en Zouwendijk, dr. Aart Bijl, pag. 148
  • Vaderlandsche letteroefeningen, 1921, Beschrijving van den Nederlandschen Watersnood, in Louwmaand van 1820. Met Platen en Kaart. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinek. Uitgegeven ten voordeele der Ongelukkigen. 1820. In gr. 8vo. XXXVI, 335 Bl. f 6-14-: via DBNL.org



21 juni 2024

Willem Westerhout (1688-1731) in het Rasphuijs van Delft vanwege het doden van zijn vrouw






Willem Adrienszn. Westerhout, landman, kleinzoon van kunstschilder en kastelein Adriaen van Nuijssenburg uit de vorige blog, was gedoopt op 5 februari 1688 in Schoonrewoerd.

Hij treedt op 20-jarige leeftijd op 3 juni 1708 in Schoonrewoerd met de 21-jarige Neeltje Liefhebber in het huwelijk. 


Huwelijksinschrijving trouwboek Schoonrewoerd







Neeltje, dochter van Thomas Liefhebber en Pietertje Peel, wordt ook wel Nelligje Peel genoemd, naar de achternaam van haar moeder. Neeltje was op 1 januari 1687 gedoopt in Schoonrewoerd.


Willem en Nelligje krijgen zeven kinderen: Jannetje (1709), Pietertje (1711-1778), Eeltje (1712), Tomas (1714-ws. voor 1724),  Adriaen (1715-1803), Antonet/Annigje/Netje (1719-1761) en Thomas (1724-1787).


In diverse notariële akten komen we de naam van Willem Westerhout tegen. 



Willem Adriaenszn. Westerhout en Bart Heijmenszn. verkopen op 9 mei 1709 een huis met boomgaard, gelegen op het dorp Schoonrewoerd, aan Leendert Tomaszn. Liefhebber voor ƒ. 900-0-0 vermeerderd met ƒ. 24-4-0 voor 'wijncoop'. Het perceel was boven naast de Kalversteeg gelegen met beneden het kerkhof, strekkende voor vanaf de oude halve Huijbert tot achter de 'schoolmeesters pastorie'. Verkopers kwamen in het bezit van het verkochte uit de nalatenschap van Tomas Corneliszn. Liefhebber. (ORA Leerdam 21 f,69).

Op 28 november 1710 verklaart Willem Adriaenszn. schuldig te zijn aan de heer Gheerderus Crinius, predikant te Hagestein, ƒ. 2431-5-0 inzake een lening van tweeduizend gulden en de rest als rente tegen 5% per jaar. Hierop diende schuldenaar binnen drie weken ƒ. 431-5-0 te voldoen. Onderpand is zijn hofstede met berg en schuur op acht hond land op de polder Cortgeregt en zes mergen land gelegen op de polder Overheijcoop. (Aantekening in de marge: '9 augustus 1713 de lening en alle verschuldigde rente voldaan'.) (ORA Leerdam 21 f,99).

Willem Adriaenszn. Westerhout, wonende op de polder Cortgeregt onder Leerdam compareerde voor schepenen van Leerdam op 10 augustus 1713 en transporteerde ten behoeve van de heer Johan van der Leede, rentmeester van het weeshuis te Culemborg, zes mergen land, gelegen op de polder Overheijcoop, strekkende vanaf de Huijbert tot achter aan het 'kielspit' van Overboeijcoop, boven naast gelegen de Huijbert en beneden de erfgenamen van Jan Willemse Verweij. (ORA Leerdam 22 f, 14v).

Op gelijke datum verkoopt hij aan zijn broer Jan Adriaenszn. Westerhout 'den vrije eijgendom van seekere tien houtboogh ofte bouwlant ofte soo groot ende cleijn 't selve gelegen leijt op den polder Cortgeregt', boven belendend land van hemzelf en beneden de erfgenamen van Geerloff Adriaenszn. Hartich. (ORA Leerdam 22 f, 14v).

Hij leent 27 oktober 1713 opnieuw, nu achthonderd gulden van de heer Govert Verploeg op onderpand van zijn hofstede, berg en schuur op acht hond land, staande en gelegen op de polder Cortgeregt, boven naast geland Jan Adriaenszn. Westerhout en beneden de Beecksteegs. Deze schuld werd afgelost op 22 april 1724, want op die datum verkoopt Willem Adriaenszn. zijn bezit aan zijn broer Jan Adriaenszn. Westerhout voor 1250 gulden. (ORA Leerdam 22 f, 18v).

Op de 'Ordinairis Regtdagen' van de Stad en het Graafschap Leerdam dient op 2 januari 1721 en 27 maart 1721 een door Hilligje van Veen, weduwe van Gerrit Maertenszn. Heijcoop, als schuldeiseres aangespannen zaak waarbij ook de borgen Cornelis Janszn. van Santen en Gerrit Peterszn. Zijdervelt worden aangesproken voor door Willem Adriaenszn. niet nagekomen verplichtingen. (ORA Leerdam 210).

Op 1 oktober 1723 wordt Willem Adriaenszn. opnieuw gedaagd, nu door de heer Hendrik Verploeg als erfgenaam van zijn vader Govert Verploeg, waarbij als borgen worden gedagvaard Jan Adriaensz. Westerhout en de weduwe en boedelhoudster van Gerrit Teuniszn. Liefhebber. 
Schepenen verordenen dat binnen twee maanden een publieke veiling van het verbonden onroerend goed zou plaatsvinden, waarvan de kooppenningen in handen van eiser dienden te worden gesteld. Uiteindelijk resulteert dit in een overdracht op 22 april 1724 van het onroerend goed zoals hiervoor vermeld. Het is niet duidelijk of deze eigendomsoverdracht via een publieke veiling of onderhands plaats heeft gevonden.
Duidelijk is wel dat Willem Adriaenszn. Westerhout in de periode 1710-1725 een financiële puinhoop van zijn leven heeft gemaakt, waarbij hij het ene gat met het andere probeerde te dichten. Uiteindelijk kan niet worden voorkomen dat hij alles kwijtraakt en zijn familieleden waaronder zijn broer en zwager die zich tot borg hadden gesteld, worden aangesproken. (ORA Leerdam 210).


Geldzorgen kunnen een bron van spanningen en ruzie zijn. Zou Nelligje woorden hebben gehad met haar man? In elk geval is een conflict haar noodlottig geworden. 


In de stadsrekening van Leerdam over 1726 wordt het volgende vermeld: 

“Comt schepen Jan Meijer, stads chirurgijn, als betaelt hebbende opt schouwen vant lijk van Nelligje Peel, huijsvr: van Willem Adriaansz. Westerhout, die gestooken was geweest en gestorven, zoo aan den als chirurgijns, mitsgaders verteeringe als anders, volgens notitie ƒ.16:7:0” (in de marge: 'quitantie op het dubbeld, 30e september 1727)


Op 8 april 1726 wordt de 39-jarige Nelligje begraven in Schoonrewoerd.


In de stadsrekening van Leerdam over 1728 staat het volgende genoteerd:

'Comt den secretaris Johan Mijtens zoo wegens verschot van zeegels in verscheijde crimineele proceduuren als verdient salaris over 't schrijven van interrogatorien als 't aanteekenen der responladen op de zelve mitsgrs: verklaringe en attestatien onder eede als andere actens in den jaare 1727 en 1728 wegens 't geval van Johanna Vermeulen, item wegens Hans Willems Metz, over 't quetsy van de nagt roepen, en tegens Willem Adriaansz. Westerhout over 't grieven van zijn vrouw, als in verscheijde andere gevallen, volgens pertinente notitie, eene somme van negen en veertig gis: twee strs: ƒ. 49:2:0'

'Comt als procureur Willem Exalto, mede wegens verschot en salaris in verscheijde crimineele proceduuren in de voorschreven jaaren 1726, 1727 en 1728, zoo tegens Hans Willems Metz als over 't inwinnen der informatien over 't mishandelen van Johanna Vermeulen, mitsgrs: tegens Willem Adriaansz. Westerhout, welke declaratien te zamen beloopen eene somme van drie honderd agt en sestig gis: seeven strs: dog vermits die van de Magistraat het daer over met der zelver procr: Exalto niet konde eens worden, is gesolveert het zelve te stellen ter taxatie van de onpartijdige practizijns, dus voor als nu ten voluijt gezet ter somme van ƒ 250:0:0'. (In de kantlijn werden twee aantekeningen gemaakt: [1] 'quitantie 24e december 1731', en [2] 'werd hier wegens dese post nader te modereren maer geleden by provisie ƒ.200:0:0')

'Bij de rendant betaald uijt de hier vooren in ontfang gebragte genegotieerde sestien honderd gls: (...): en eijndelijk nog aan onkosten over den gevangen Willem Adriaansz. Westerhout, zoo aan de onder Schout Jan Middelman voor daggelden, wage vragten en verteeringe met hem te haalen uijt den Haag en te brengen na Delft in 't Rasphuijs, en 3 1/2 jaar logis geld bij avan aldaar, de sakkedragers in hem te bewaaren, schuijte vragten heen en weer, als mede den diender van de Justitie voor kostgeld en verdiensten te zaamen twee honderd en vijfftig gls: twaalff strs.'
 

Willem Adriaanszn. Westerhout blijkt voor het Hof van Holland veroordeeld tot 3½ jaar opsluiting in het Rasphuijs te Delft wegens het doden van zijn vrouw.

Een rasphuis is een tuchthuis waar veroordeelde (mannelijke) misdadigers als werkstraf verfhout (onder meer brazielhout) moeten raspen ten behoeve van kleurstof voor de verfindustrie.


Het Rasphuis aan de Geerweg, in de 18de en 19de voor een deel ook wel Nobelstraat genoemd. Het tuchthuis was gevestigd in het voormalige St. Anna-klooster. Boven de deur staat nog: Dit is S: Anna. Daarboven een reliëf van twee raspende gevangenen., Abraham Rademaker (1676-1735)



















Dick Haagsman deed onderzoek naar een andere Leerdammer die in Delft gevangen zat. Hij kwam in het archief in Delft ook de eindafrekening over april 1728 tot september 1729 voor de Leerdammer Willem Adriaenszn. Westerhout tegen. 

Hij schrijft: "De eindafrekening laat zien dat Stad en Graafschap Leerdam voor hem met het St. Joris Gast- en Tuchthuis het gebruikelijke contract heeft gesloten waarin niet alleen de detentie is geregeld, voor veertig gulden per jaar, maar ook het leren van een ambacht, voor vijfentwintig gulden. Tenslotte is er voor acht gulden en drie stuivers kleding verstrekt. De rentmeesters van Leerdam en het Tuchthuis sluiten in 1729 de boeken omdat Willem op 21 september is uijtgebrooken. Leerdam vraagt en krijgt fl.31-17-0 terug op het gegeven voorschot van fl.150.12 –"


De ontsnapte Willem blijkt nooit meer thuisgekomen. 

In het begraafboek van de Oude Kerk van Delft staat opgetekend: begraven 11 juli 1731: "Willem Adriaensz."



Jacob Elias la Fargue (1735-), Oude Delf en Oude Kerk, ca. 1770, 
[P303_1N004], Topografie van Nederland, Universiteitsbibliotheek Leiden



















Bronnen: 

  • Een Leerdammer gevangen in Delft, Dick Haagsman, via Historische Vereniging Leerdam
  • Cornelis Paulus Westerhout (1823-1881) en zijn voor- en nazaten over 450 jaar, opgenomen in de Genealogie Westerhout, A. Groen en A.M.C. Groen-Westerhout, pag. 170
  • Het gezin van Willem Adriaenszn. Westerhout, A. Groen en A.M.C. Groen-Westerhout, in: Gens Nostra, jaargang 56, nr. 6, juni 2001, pag. 398-401, zij raadpleegden:
    • A. Groen en A.M.C. Groen-Westerhout, Genealogie Westerhout, 450 jaar het geslacht Westerhout uit het Graafschap Culemborg, Soest 1996
    • Cornelis Paulus Westerhout (1823-1881) en zijn voor- en nazaten over 450 jaar, opgenomen in de Genealogie Westerhout, A. Groen en A.M.C. Groen-Westerhout, pag. 90-91, 158-162
    • Alg. Rijksarchief, ORA Leerdam, inv. nr. 21 folio 69
    • Alg. Rijksarchief, ORA Leerdam, inv. nr. 21 folio 99
    • Alg. Rijksarchief, ORA Leerdam, inv. nr. 22 folio 14v
    • Alg. Rijksarchief, ORA Leerdam, inv. nr. 22 folio 18v
    • Alg. Rijksarchief, ORA Leerdam, inv. nr. 210. 
    • Oud-archief Leerdam, inv. nr. 344
    • Oud-archief Leerdam, inv. nr. 346
    • Begraafboek Oude en Nieuwe Kerk Delft, inv. nr. 48

Adriaen Willemszn. van Nuijssenburg (1624-1671), kastelein en kunstschilder aan de Diefdijk




Een van mijn verre voorouders is Adriaen Willemszn. van Nuijssenburg 

(ook wel: Arien Nuijssenborch / Adriaen Nuijssenburgh), 

gedoopt in Dordrecht in mei 1624 als zoon van 

Willem van Nuijssenborch, stadhouder van de baljuw van Zuid-Holland, stadhouder van de schout van Dordrecht, schout van Puttershoek 

en zijn tweede echtgenote Janneken Gabriël Henriksdr. van Ravesteijn.


De familie Nuijssenburg staat bekend als een invloedrijke familie, waarvan de mannelijke leden vooraanstaande posities bekleden. 

Adriaen gaat als ’jongman van Dordrecht wonende in het (Stevensloot) Steegoversloot’ in ondertrouw te Amsterdam op 2 september 1645 en te Dordrecht (NG) op 17 september 1645 met Martijntje Claasdr. VogelsanghHij ontvangt op 2 oktober 1645 ’bescheid’ om in Amsterdam te trouwen. Het echtpaar trouwt daarna in de Nederlands Gereformeerde kerk op 8 oktober 1645 in Diemen. 

Martijntje was op 22 november 1611 in Amsterdam gedoopt als dochter van Claes Heyndrickszn. Vogelsangh en Fytie (Fijgie) Barentsdr. Zijn woonde aan de Anthonissluis.


Trouwboek Dordrecht, archief 11, inventarisnummer 20









Adriaen en Martijntje worden als lidmaten aangenomen op 24 september 1651. Vanaf 10 november 1651 woont het echtpaar in Amsterdam, daar worden ze aangenomen als lidmaten met attestatie van Dordrecht. Daarna wonen zij op het 'Dortsch Herenhuis' bij Leerdam waar hij casteleijn (kastelein, herbergier) van de ‘huyse van de Ed. Heren Dyckgraaff ende Hoogheemraden van de Alblasserwaert’ gelegen aan de Leerdamse Diefdijk, genaamd ‘Het Dordts Herenhuis’. Ook wordt Adriaen bij zijn huwelijk (kunst)schilder genoemd. 


Adriaen en Martijntje krijgen (nog wonend in Dordrecht) een dochter Adriana, gedoopt op 17 oktober 1646, een zoon Nicolaus, gedoopt op 1 oktober 1647 en dochter Janette, gedoopt op 29 juli 1649 in Dordrecht. Ook is er een zoon Willem geboren. Vermoedelijk zijn Adriana en Nicolaus op jonge leeftijd overleden. 

Adriaen van Nuijssenburg is kort voor 9 september 1671 in Leerdam overleden. 

Kort na zijn overlijden werd op 9 september 1671 zijn nagelaten boedel geïnventariseerd op verzoek van Aelbrecht Sybrantszn. van den Broeck uit Naarden, een neef van Adriaen van Nuijssenburg en voogd over zijn twee kinderen,. Die boedel bevond zich 'in het Huys genaemt de Kruythof' aan de Leerdamse Diefijk. De goederen werden 'ter dispositie vande crediteuren judicatuur vande Gerechte der Graeffschappe Leerdam' gesteld. 

De goederen bestaan naast kledingstukken hoofdzakelijk uit schildersmateriaal en twee schilderijen als volgt omschreven: "een troonije sijnde des schilders Seijnbrants" (een tronie is een portretstudie, HT) en "een schilderij gedoot verft, sijnde de afflating van Christus aent cruijs" (gedoodverfd betekent dat een schilderij in de grondverf is geschetst en niet 'af' is, HT).  (bron: ORA Leerdam 86).

Helaas is voor zover ik weet geen werk van Adriaen bewaard gebleven. Het is dus onbekend of hij een talent of een broddelaar is geweest. 

Hij is een van mijn favoriete voorouders, omdat hij mijn vroegere woonplaatsen Streefkerk in de Alblasserwaard, Dordrecht en huidige woonplaats Leerdam min of meer verenigt - en ik ook van kunst houd (van drank wat minder;)! 


Nog maar net na het overlijden van haar vader, op 25 september 1671, wordt door de Schepenen van Leerdam op verzoek van Janette van Nuijssenburg het bericht bevestigd dat haar enige broer Willem van Nuijssenburg kinderloos is overleden. Hij was voor de Kamer van Amsterdam van de Vereenigde Oostindische Compagnie naar Oost-Indië gevaren en daar gestorven. Janette is de enige erfgename van haar vader en broer. (bron: ORA Leerdam 61 f. 46v). 




Het voormalig gemeenlandshuis 'Het Dordtse Huis’
en links de voorgevel van boerderij De Kruithof, 2004.
Foto: G.J. (Gerard) Dukker, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.























De naam 'Dordtse huis' (Diefdijk 47) dankt het huis aan het feit dat de bestuurders van het Waterschap vanuit Dordrecht werkten. Zuid-Holland hield door de Diefdijk droge voeten en dus was er veel belang bij een gezonde dijk om het wassende water uit de Betuwe te keren. Het werd ook wel het Grote Polderhuis of Alblasserwaardse huis genoemd. Het werd gebouwd rond 1650 en deed tot 1809 dienst als 'crisiscentrum'.  

Het voorhuis heeft een zadeldak en het achterhuis een schilddak. Het onderste gedeelte van het huis werd oorspronkelijk gebruikt voor opslag. Het bovenste gedeelte werd benut voor logies en vergaderingen van het waterschapsbestuur. Het pand is gebouwd van gele bakstenen (IJsselsteentjes, gebakken in de Krimpenerwaard). Tegen de voorzijde is later, tegen het einde van de 18e eeuw, een nieuwe voorgevel opgetrokken van rode baksteen. Mogelijk verwijst het jaartal 1782 in de sluitsteen boven het poortje tussen het Dordtse Huis en de 17e-eeuwse boerderij De Kruithof op deze verbouwing. 

In de voorgevel zitten schuiframen met een kleine roedeverdeling. De voordeur heeft een pilasteromlijsting en een gesneden bovenlicht. 

In geval van nood werden de waterschapshuizen betrokken door de commissarissen en de manschappen uit de dijkcolleges. 

Het Hagesteinse huis lag iets ten noorden van de kruising met de Zijderveldse Kerksteeg. Het Viaanse huis was gesitueerd aan de kruising met de Prijssenweg op de plaats die ‘Zwarte Kraai’ genoemd wordt. Het Everdingse huis bevond zich tussen de Zijderveldse Kerksteeg en de Bruine Kade. Het Arkelse of Gorinchemse huis tenslotte was aan het oostelijk uiteinde gelegen van de Donkere Kade, bij het wiel, waaraan het Werk aan de Diefdijk, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, is gesitueerd. Het Alblasserwaardse of Dordtse huis van het dijkscollege van de Alblasserwaard ligt tegen het wiel 'De Kruithof’.

Het Dordtse huis was het hoofdkwartier. Het was dan ook het voornaamste huis en had de beschikking over een ruime vergaderruimte. In de voorgevel zijn eind 18e eeuw de gebeeldhouwde wapens van Holland en de Alblasserwaard aangebracht. Althans, dat had zo moeten zijn, want bij de restauratie van 1972 heeft men van het Hollandse wapen de kleuren verwisseld. Het is nu een gouden leeuw op rood en daarmee identiek met het van de Brederos afkomstige wapen van de Alblasserwaard, dat wel de juiste kleuren heeft. 


Opregte Haarlemsche Courant, 22 mei 1826









In de 19e eeuw was de familie Verrips-van Meteren bewoner van het pand. Neeltje Verrips-van Meteren was een achter-achterkleinkind van kunstenaar-kastelein Adriaan Willemszn. van Nuijssenberg! Haar ouders woonden op dezelfde plek. 


Boerderij 'De Kruithof' (Diefdijk 45-56) bestaat ook nog steeds; het tweebeukige voorhuis stamt uit de tweede helft van de 17de eeuw. 

Het voorste gedeelte met de herenkamer en wagenstalling staat aan de dijk en de achterbeuk en benedendijks onderhuis met op een lager niveau de langgerekte dwars aangebouwde stal. In het hoge gedeelte van het voorhuis bevond zich rechts een herenkamer en in het midden en links twee stallingen ten behoeve van het Dordtse Huis. Eén van de twee dubbele deuren die er toegang toe gaven, is nog aanwezig. 

De boerderij was eigendom van het Dijk Collegie van den AlblasserwaardHet voorhuis was oorspronkelijk dijkmagazijn, wat later overgenomen is door het Dordts Herenhuis ernaast. In het dijkmagazijn werden noodmaterialen, zoals rijshout, opgeslagen. 

Het bedrijfsgedeelte heeft men in de 18de eeuw vernieuwd en in 1817 werd de stal met vijf vakken verlengd. 

De naam 'Kruithof' is volgens huidige bewoner Wim Scherpenzeel (geciteerd in 'Schoonrewoerd 1880-1980') waarschijnlijk afkomstig van geneeskruiden die bij de Wiel op de licht vruchtbare grond werden geteeld. Teunis Blom noemt in zijn boek Bewaarde schoonheid het woord 'gruithof'; gruit is een kruidenmengsel dat wordt gebruikt als smaakmaker bij het brouwen van bier. De boerderij was eens eigendom van de brouwersfamilie Van Veen, die in de 17e eeuw in Schoonrewoerd een huis en hofstede met brouwerij bezat (t.h.v. Dorpsstraat 55). 

De Kruithofwiel (in de volksmond: de wiel van Bassa) is ontstaan bij een doorbraak van de Diefdijk in de nacht van 11 op 12 februari 1571. 



Opregte Haarlemsche Courant, 6-10-1870

In 1869 was de eigenaar van De Kruithof Jan Verrips, een zoon van Gijsbert en Neeltje, een rijke vrijgezel en voorzitter van polder de Geere. Na zijn overlijden in 1869 werd zijn bezit in 1871 publiekelijk verkocht.


Opregte Haarlemsche Courant, 23-2-1869



De hofstede met wiel en ongeveer dertig bunder land werd gekocht door de adellijke familie Pauw van Wieldrecht. 


De Telegraaf 24-08-1940

In 1900 werd de De Kruithof gehuurd door Willem Scherpenzeel. Er werden 15 koeien gemolken op 30 hectare. Niet overal kon het paard met de wagen komen, dus soms moest de mest vanaf de schouw per kruiwagen verspreid worden over het land. 

De boerderij rendeerde in de crisistijd niet meer en werd toen de pacht afliep in 1940 publiek verkocht. 

Huis met water en oevers werd toen gekocht door de Haagse arts W. van Heijningen. Hij ging het voorhuis als weekendhuis gebruiken en wilde zich er mettertijd definitief vestigen. Hij overleed echter voor zijn pensioen in 1949 en zijn erfgenamen verkochten het in 1952 aan het Zuid-Hollands Landschap. 

De boerderij wordt nog steeds gehuurd door de familie Scherpenzeel, nu de derde generatie. 










Een van de latere bekende bewoners van het Dordtse huis was Niels C. Burgers (1917-2007) met zijn echtgenote Ingeborg N. Teipe, hij was medefirmant van de houtzagerij Varsseveld. 


Het Dordtse huis:

Voordeur van het Grote Polderhuis. 1965.
Foto: P.C. Schellekens.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.



















Vooraanzicht Grote Polderhuis. Februari 1967.
Foto: G.J. Dukker.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.











Zijgevel van het Grote Polderhuis. Mei 1987.
Foto: G.J. Dukker.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
















Peilstenen uit 1651 en 1652 in de rechter zijgevel van het
Grote Polderhuis. Mei 1987.
Foto: G.J. Dukker. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

"Den Booven Kant van dese Steen is het Peyl
van de Hoochte van Inkandt
ende den Onderkandt is de Hoochte van de Buyte kant
van de Kruyn van den Diefdyck Gestelt anno 1651". 
en:
"Het Peyl Ao 1652 van den Bvitekant Verleeght
Op 1 1/2 Pvtse Voet synde Den Ondekrant Van Desen Steen
De Rest Als Boven'. 

Rechts van de bovenste steen zit een peilmerksteen met
daarop: '5 el 49 dm boven AP'. 




 


Exterieur voorgevel Grote Polderhuis. Mei 1987.
Foto: G.J. Dukker.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Exterieur achtergevel Grote Polderhuis. Mei 1987.
Foto: G.J. Dukker.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
















Boerderij De Kruithof:


Boerderij De Kruithof vanaf de dijk. April 2004. 
Foto: G.J. Dukker.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.



02-1967, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.




Exterieur schuren en stallen. Mei 1987.
Foto: G.J. Dukker.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.








Voorgevel boerderij De Kruithof. 1 jan. 1966.
Beeldbank Rijkdienst voor Cultureel Erfgoed,
collectie B. Rozendaal, Geldrop









Zijgevel boerderij De Kruithof. 1 jan. 1966.
Beeldbank Rijkdienst voor Cultureel Erfgoed,
collectie B. Rozendaal, Geldrop










































Jaar: onbekend. Bron: Collectie Burgers/Temminck. 












1965, fotograaf: P.C. Schellekens,
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 










1965, fotograaf: P.C. Schellekens,
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 










6-1941, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed























Zie ook het filmpje (met de huidige bewoner van de Kruithof) op deze pagina:

https://www.ad.nl/utrecht/zuid-hollandse-boerderij-hoort-nu-bij-utrecht-maar-wie-betaalt-de-restauratie~ae1e76e3/ 

en de foto's op deze site: https://mapio.net/pic/p-89745519/


De Leerdammer, 29-5-1897













_____________



Dochter Janette van Nuijssenburg trouwt rond 1671 met Adriaen Janszn. Westerhout (ook wel: Arien Goijertsen genoemd), landman en kastelein, uit Schoonrewoerd. De familie Westerhout woonde van oudsher ten oosten van de Diefdijk. 

Op 24 december 1673 worden 'aangenomen met belydenisse’ in Schoonrewoerd de lidmaten Adriaen Janssen Westerhout en Jannette van Nuyssenburg


De volgende kinderen van Adriaan Janszn. Westerhout en Janette van Nuyssenburg worden gedoopt in Schoonrewoerd: 

  1. rond 1672        Jan
  2. 29-11-1674 Abram 
  3. 29-10-1676 Arien (doopgetuige: Willemtje Meertens)
  4. 23-01-1679 Martyntje (doopgetuige: Cnelia Pieterse de meit)
  5. 16-10-1681 Claes (doopgetuige: Aafje vaders broers vrou)
  6. 20-07-1684 Aaltje (doopgetuige:  Lysje Beeren)
  7. 05-02-1688 Willem (doopgetuige: Geertrui Meertens van Veen)
  8. 29-06-1690 Neeltje (doopgetuige:  Jannigje Jans, de vroedmoeder)



In 1671, na het overlijden van (schoon)vader Adriaen van Nuijssenburg, volgt Adriaen Westerhout hem op als 'casteleijn' van de 'Heren Dijkgraaf en Hoogheemraden van de Alblasserwaard in het Dorts Heren Huis aan de Leerdamse Diefdijk', waarbij ze wonen in 'de Kruythof' ernaast. 

In 1673 erft Adriaen Jansnzn. Westerhout als zijnde echtgenoot van Janette van Nuijssenburg, van Abraham van Nuijssenburg, landdrost van Zuid-Holland. (bron: RAD, ONA 157 f.325). 

In datzelfde jaar is Janette een van de erfgenamen van de ongetrouwde halfzus van haar vader, Catharina van Nuijssenburg. (bron: RAD, ONA 157 f. 327).


In de periode 1674 tot 1704 komt Adriaen Westerhout herhaaldelijk voor in de archieven voor heel uiteenlopende zaken:

Voor de Schepenen van Leerdam dienen twee procedures tegen Adriaen Westerhout, op 12 maart 1674 (bron: ARA, ORA Leerdam 179 f. 13v)  en 9 juli 1674 (bron: ARA, ORA Leerdam 179 f. 31). Ze gaan allebei over het verschuldigd salaris aan de procureur en verlening van een lopende 'eygevinge' (schenking). Nadrukkelijk wordt genoemd dat Adriaans echtgenote Janette van Nuijssenburg is; klaarblijkelijk stijgen daarmee de ingebrachte vorderingen in waarde. 

Op 25 juni 1674 wordt hij aangesproken door de secretaris van de Stad en het Graafschap Leerdam voor f. 21-15-0 als borg voor Jan Gerritszn. Sijdervelt voor de resterende koopsom voor door hem uit het erfhuis van Srien Baretnszn. gekochte zaken. (bron: ORA Leerdam 179 f. 23v)

Er is een notariële akte van 10 maart 1682 waarin Jan Hermanszn. de Helt aan Adriaen Janszn. wonend  aan de  Diefdijk een hofstede aan de Schoonderwoerdse Diefdijk transporteert voor f. 400-0-0, de boerderij ligt op een perceel beneden dat van de erfgenamen van Zeger Sluiters en beneden naastgelegen Jan Willemszn. de Leeuw. (bron: ORA Leerdam 19)

We vinden Adriaen Jansse Westerhout opgetekend in de archieven als ouderling ’aen de Diefdijk’ op 1 januari 1685.

Op 25 februari 1688 wordt hij voor het Schepengerecht gedaagd door zijn dienstmaagd Lijstbet Petersdr. Ze heeft niet betaald loon openstaan van f. 16-0-0. Ze werd 'gehuurd' door Adriaens vrouw Janette, maar desondanks wordt Adriaen gesommeerd f. 9-0-0 te betalen plus de kosten (bron: ORA Leerdam 182)

Op 7 mei 1691 spant Metjen Gerritsdr., een jonge dienstmaagd, vergezeld door haar moeder, een zaak aan tegen Adriaen Westerhout voor nog te ontvangen loon in geld en natura. Ook zij is ingehuurd door Janette, voor een heel jaar, maar ze is voortijdig vertrokken, haar werkgeefster in 'uijtterste verlegenheijt' achterlatend. De schepenen beslissen dat Metje haar jaar alsnog vol moet maken en dat Adriaen het overleengekomen loon volledig moet uitbetalen. (bron: ORA Leerdam 183 f.58).



Tot mijn verrassing vond ik Adriaen Westerhout genoemd in een boek wat ik pas las:

Leven binnen de Leerdammer Vrijheid, stadswandeling in de 17e eeuw, Dick Haagsman, pag. 219







Wellicht is het Claes Westerhout geweest die in 1691 verdronk in een ijswak.


Ook blijkt hieruit dat Adriaen Westerhout een huis in bezit had (in dezelfde straat waar ik nu woon), de Leerdamse Hoogstraat.

Op de lijst van verkochte huizen te Leerdam, straatsgewijze samengesteld uit de Schepenboek van Leerdam 1670-1620, samengesteld door E.J.C de Veer zien we inderdaad dat in 1691 Antony Bennis een huis aan de Hoogstraat verkoopt aan Adriaen Janse Westerhoudt. (’boven naast: Folkert Aertse, beneden naast Wouter Hendr. van Strijp, achterwaarts: stadswal’). Erbij staat geschreven ‘A.J. Westerhoudt won. L. Deefdijk in ’t Dordt heerenhuijs’.  

Waarschijnlijk heeft hij het maar kort in bezit gehad. Op 18 mei 1691 verkoopt hij aan Antonij van Achgelen, burgemeester van Leerdam, voor f. 315-0-0 een huis aan de Hoogstraat van Leerdam (bron: ORA Leerdam 19 f.219).


Adriaen Westerhout declareert in 1698 de kosten die hij bij het schouwen en voorschouwen en het maken van peilingen van de Diefdijk door dijkopzichters en landmeters in opdracht van de colleges van de Vijfheernlanden heeft gemaakt:

"Ontfangen bij mijn ondergetekende vanden Secretaris vander Laken de somme van acht guldens wegens logeringh vande lantmeter de Roij met zijn zoon, mistgaders leveransie van boter, kaas, vis, bier en vuer aende gecommiteerdens, alsmede haver en hoij aende paerden ten tijde van het peijlen vande Deifdijck den 10e, 11e, 13e en 14e Maij 1698, respectivelijck, met noch dertigh stuijvers voor mijn zoon wegens verscheijden diensten aende voornoemde landtmeter gedaen, alsmede 18 stuijvers voor mijn Dochter en 12 stuijvers voorde meijt tot een vereeringh.  Actum den 14e Maij 1698, Mij present H. ten Stege (w.g. Aderijaen Westerhoudt). (bron: Hoogheemraadschap Albl. en Vijfh., Vijfheernlanden 2243).


Adriaen Westerhout overlijdt tussen 15 januari 1704 en 15 november 1704, op plm. 59-jarige leeftijd. Zijn ega Janette is in elk geval voor 30 mei 1709 overleden (en is dus ook op zijn hoogst 59 jaar oud geworden).


Op 15 januari 1704 wordt een verdeling van de goederen opgemaakt tussen enerzijds Adriaen Westerhout en zijn ega Janetta van Nuyssenburgh, en anderzijds als mondige kinderen Jan en Adriaen Westerhout die ook als voogd optreden voor de nog onmondige kinderen Martijntje, Aaltje en Willem. De gemeenschappelijke goederen van hun ouders worden verdeeld en Adriaen Westerhout erft o.a. een huis, hofstad, land, bouwgereedschap en vee. (ORA Leerdam 20 fol. 486)


Van 4 juni 1705 is er een aantekening in het rechterlijk archief dat Adriaans zoon: Jan Adriaenss Westerhout, wonend in het Dorts Heerenhuis aan de Diefdijk verklaart schuldig te zijn aan Sr. Gijsbert Stam, medeschepen, 400 carolus-gulden en stelt als onderpand 8 hont op Cortgerecht, boven de weide van Arien Geerlofszn. Hartigh en de dominee Crinius, predikant te Hagestein, wat hij wat geërfd na de dood van zijn vader Adriaen Westerhout. (ORA Leerdam 20 fol. 531)


De volgende blog gaat over Adriaens zoon Willem, over wie je in het citaat uit het boek van Dick Haagsman al een spoiler las. ..



Bronnen:
  • Bewaarde schoonheid, Teunis Blom, pag. 211 en 212
  • Cornelis Paulus Westerhout (1823-1881) en zijn voor- en nazaten over 450 jaar, opgenomen in de Genealogie Westerhout, A. Groen en A.M.C. Groen-Westerhout, pag. 90-91, 158-162
  • DBNL.org Monumenten in Nederland. Zuid-Holland (2004), Sabine Broekhoven, Saskia van Ginkel-Meester, Chris Kolman, Ronald Rommes, Elisabeth Stades-Vischer, Ronald Stenvert
  • DBNL.org De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk (1989), Catharina L. van Groningen
  • Eindreeks 122 (HOMS) in Gens Nostra, jaargang XLV, nr. 10/11, pag. 98
  • Klapper doopboek (NG) Schoonrewoerd 1672-1699, B. de Keijzer
  • Kwartierstaat De Keijzer-Eijkelenboom, 2023, via Ons Voorgeslacht
  • Kwartierstaat Keesmaat-Bothof, 2009, via Ons Voorgeslacht
  • Kwartierstaat Vermeij, Groen, Verschoor, Blootshoofd door V. Brandwijk
  • Leerdam, oud-rechterlijk archief 1682-1705, door ir. A.I. Grabowsky, m.m.v. B. de Keijzer
  • Leven binnen de Leerdammer Vrijheid, stadswandeling in de 17e eeuw, Dick Haagsman, pag. 219
  • Namen in het Rechterlijk Archief van Leerdam (1600-1811), Archief F XXVI 28-54, 75, 80, 86, 88-102 gedigitaliseerd door Paul de Bruin
  • Onze gemeenschappelijke afstamming, J.J. Vervloet, in: Ons Voorgeslacht 624, jaargang 65, juli/augustus 2010, nr. 624
  • Onze Voorouders, Kwartierstaten en Stamreeksen, deel I, pag. 35, 38, 42 (gebaseerd op "Beschrijvinge van Dordrecht" van M. Balen uit 1677).
  • Rijksmonumenten Leerdam
  • Schoonrewoerd 1880-1980, Trudi Middelkoop e.a., pag. 237 
  • Sporen in het landschap, J.D.H. Harten, pag. 179-185
  • Tussen de Diefdijk en de Zouwendijk, dr. Aart Bijl, pag. 142 e.a.
  • Verkochte huizen te Leerdam, straatsgewijze samengesteld uit de Schepenboeken van Leerdam 1670-1620, samengesteld door E.J.C de Veer 
  • Vergaard, bewaard, beheerd, A.J. Busch e.a., pag. 86-87
  • Monumenten.nl 24035
  • VLNN.nl - Diefdijk 47